De verhalen van Lia van der Lugt kenmerken zich door een hoge mate van suggestiviteit. Steeds opnieuw blijkt zij in staat om de lezer een verhaal voor te schotelen dat vooral wordt verteld door wat er tussen de regels staat.
De bezem
"Uitgetrokken spinnepoot" vloekt ze tegen zichzelf zodra
de bezoekster weg is.
"Ik word te onvoorzichtig"
Natuurlijk was haar de bezem, die ze in de hoek van de kamer had laten
staan, opgevallen.
"Goh wat een ouderwetse bezem, het lijkt wel.."
"Een heksenbezem" vulde ze lachend aan, aanval bleef de beste
verdediging.
Ze dronken koffie en kletsten wat, ze liet haar de nieuwe schilderijen
zien.
De boosaardigheid prikte al die tijd vanuit de hoek in haar rug, hij moest
snel weer gunstig gestemd worden.
Na de koffie kwam dat mens er toch nog op terug: Heksen, met afzichtelijke
pukkels en zwarte schoenen.
Angstaanjagend vanaf de bladzijde van je sprookjesboek.
"Pff..de onnozele torrekop"
Zachtjes lachend kijkt ze even naar haar felrode pumps.
Goed, de bezem.
Ze sluit de gordijnen en begint de rituelen.
Een zwarte kat krijst in haar achtertuin.
De onzichtbare
Automatisch inhaleerde hij
de sigarettenrook, hij rookte te veel om er nog van te genieten.
Dat wist 'ie wel, maar hij deed er niets tegen.
Wel leegde hij 15 keer per dag de asbak want zo'n volle asbak daar kon
hij niet tegen.
In een zwakke bui zei hij dan tegen de onzichtbare: "Kijk maar 3 peukjes.
Maar 3 peukjes".
Soms was de onzichtbare zo duidelijk aanwezig dat hij 2 koffiebekertjes
pakte in plaats van 1.
Beschaamd zette hij die ene dan weer gauw terug in het keukenkastje.
Hij was toch zeker niet gek?
Peinzend drukte hij zijn sigaret uit en liep naar het raam.
Tussen de huizen door kon hij in de verte het park zien liggen.
Het was een mooie dag.
Het park zou vol zijn met moeders en kinderen, vermoeide mensen die hun
benen gestrekt op een bankje kwamen uitrusten, of zelfs languit op het
gras gingen liggen.
Er zouden voetballende jongens zijn en patsers met Pittbulls.
Dat was misschien wel een goed idee, naar het park gaan.
Hij was ook moe.
In de gangspiegel controleerde hij zijn uiterlijk (hij zag er toch goed
uit), stopte zijn sigaretten in zijn zak en liep voorzichtig de trap af.
Het was niet zover, ongeveer 6 straten door dan was je er.
Hij voelde zich prettig, moe maar prettig.
Een soort van zomerse loomheid terwijl het nog geen zomer was.
"Gewoon doen wat je moet doen en verder niet zeuren" zei zijn
vader altijd maar nu had hij een paar dagen vrij dus kon hij best eens
zomaar naar het park gaan.
Zijn humeur werd bijna verpest door een vrouw die net niet tegen hem opfietste
toen hij even de stoep afstapte om één en ander te ontwijken.
Afkeurend bekeek hij de vetrollen op haar dijen die scherp afstaken door
de dunne legging.
(Nee scherp was het woord niet voor iets dat zo.. nou ja..)
"Lelijk" vond ook de onzichtbare.
Het was natuurlijk niet mogelijk, dat alle vrouwen slank en mooi waren
maar dat had hij toch liever.
Bij de parkfontein vond hij een bankje, zo druk was het toch ook niet,
en hij keek lange tijd naar het opspattende water.
Daar zat 'ie dan.
Jaren geleden hadden ze samen dit soort dingen gedaan.
Gewoon een dag niks doen, zitten in het park, een enkele keer op een terrasje.
Hij was jong geweest, zijn haren lang en zijn broeken gescheurd.
Constant in gevecht met zijn vader die uiteindelijk had gewonnen.
Een glimlach gleed over zijn gezicht.
Hij voelde zich vreemd rustig en stil van binnen en vergat zijn sigaretten.
Pas toen hij het koud kreeg
merkte hij dat de zon allang onder was.
"Ik ga" zei hij zachtjes tegen de onzichtbare.
Hij strekte zijn stramme ledematen en liep richting huis.
Toen draaide hij zich nog één keer om en stak aarzelend zijn
hand op.
Mus
Er ligt een mus op de weg.
Op zijn rug, de pootjes omhoog, de ogen nog open.
Langzaam steek ik mijn handen naar hem uit maar die beweging doet hem verschrikt
naar de overkant fladderen.
Eerst maar met de hond naar het park, op de terugweg kan ik hem misschien
wel meenemen.
Daar ligt 'ie.
Ik maak een kommetje van m'n handen en til hem voorzichtig op.
Leeft hij nog?
Hij voelt heel zacht aan en ja, zijn borstje gaat angstig op en neer.
Thuis heb ik nog wel een oude vogelkooi.
Als kind heb ik ooit een uit z'n nest gevallen vogeltje gevonden waarvoor
ik, heel dapper, een regenworm in stukjes sneed.
Tot mijn grote ontzetting kropen die stukjes gewoon weer weg!
Brood en water dus, en een handdoekje op de bodem zodat hij zacht kan liggen.
Het arme beest is gewoon uitgeput.
De volgende dag heeft hij behoorlijk wat gegeten en gedronken, wipt in
het kooitje heen en weer.
Op éé pootje weliswaar, maar toch.
Ik denk dat het andere pootje gebroken is, of gekneusd maar mijn dierenarts
breekt zijn nekje zodra ik daar de deur uit ben.
Al met al vind ik dat hij redelijk is opgeknapt, ik kan niets meer voor
hem doen.
"Voorzichtig hoor" fluister ik voordat ik hem, zo ver mogelijk
van de weg af, in het struikgewas los laat.
Daar komt een kat aan.
Dááág mus.
LIA VAN DER LUGT