De heer Samawi (de heer Van Boven)
een optimistisch asielzoeker
Wie meneer van Boven niet van vroeger kende, moest wel denken dat
hij grapjes maakte.
Een van de jongens hier merkte op: "Hoe is het mogelijk dat iemand,
een man van in de veertig, na acht maanden leven in dit asielzoekerskamp,
zo blij, optimistisch en vrolijk kan zijn?"
Agha Naghi, de kamergenoot van meneer van Boven, zei: "Mocht ik nog
eens naar de ambassade gaan om mezelf aan te geven, verklaar me alsjeblieft
niet voor gek. Mocht ik gek geworden zijn, dan komt dat wel door die maniakale
idioot meneer van Boven".
Ik vroeg: "Hoezo? Wat is er gebeurd?"
"Wat er gebeurd is? Om zeven uur staat hij op, scheert zich en neemt
een douche, terwijl hij voortdurend deuntjes fluit. Dan strijkt hij zijn
pak, teneinde stipt om half negen in de eetzaal te verschijnen om zijn
ontbijt op te vreten. Notabene met stropdas! Vertel mij eens, wie onder
deze 800 asielzoekers in godsnaam met stropdas gaat zitten ontbijten."
Maar ik kende meneer van Boven al langer. Niet persoonlijk, maar via via,
nog vóór dat hij hier gekomen was. Zodoende weet ik dat hij
in het verleden psychische problemen heeft gehad. Ik weet niet precies
van welke aard, maar ik vermoed van een depressieve en zwartgallige soort.
Hij is daarvoor in behandeling geweest bij een goede psychiater.
Ik moet toegeven: die psychiater was een echte goede. Hij had met behulp
van wat medicijnen zowel het pessimisme als de fysieke wanhoop van meneer
van Boven genezen.
Het kan zijn, dat de psychiater hem bovenmatig medicijnen heeft verstrekt,
of dat de medicijnen van een verkeerde dosering waren, of dat het verjaarde
medicijnen geweest zijn, die normaliter al lang via mensenrechtenorganisaties
of hulpzendingen naar Derde Wereldlanden gestuurd zouden zijn. De precieze
details zou ik niet weten. Ik weet alleen, dat meneer van Boven na een
periode van behandeling werkelijk genezen was, eerlijk gezegd: té
goed genezen. Voortdurend wilde hij vredesberichten de wereld inzenden.
Hij voerde correspondentie met de leiders van landen in oorlog, waarbij
hij hen uitnodigde om aan een welvoorziene dis hun duizendjarige problemen
op te komen lossen. Zijn vertrek naar het buitenland vloeide hier dan ook
logisch uit voort, aangezien zijn brieven de leiders dan ongetwijfeld eerder
zouden kunnen bereiken.
Meneer van Boven merkte op: "Wij zijn, geen enkele uitgezonderd, waardevolle
kapitalen van de mensheid. Helaas maken onze westerse broeders te weinig
gebruik van onze rijkdom. Wanneer dit zo door zal gaan, dan zou dat een
ramp zijn".
We probeerden hem meermalen bij verstand te krijgen, maar niets mocht baten.
Ik zal u wat beelden schetsen, die u een indruk zullen geven op welke wijze
zijn gedachten en daden op de toch al beschadigde zenuwen van de asielzoekers
werkten.
Zo kwam hem de radeloosheid vanwege het nietsdoen en wachten van
alle asielzoekers ter ore.
Met verbazing vroeg hij: "Waar hebben jullie het over? Is wachten
zelf dan geen daad? In mijn agenda staat 'wachten' dagelijks als vast agendapunt".
Hij meende het serieus. Hij had een dikke agenda, één pagina
per dag, die hij altijd bij zich droeg en waarin hij nauwkeurig van zeven
uur 's morgens tot diep in de nacht uur voor uur het wachten noteerde.
Hij was ervan overtuigd, dat elk persoonlijk probleem met behulp van programmeren
zonder meer tot een oplossing gebracht kon worden.
Ik heb wel eens tegen hem opgemerkt: "Kijk, meneer van Boven, wat
jij goed vindt, doe dat zelf vooral. Maar je hoeft je programma's niet
te kopiëren en op de prikborden hier op te hangen. Sommigen van ons
hier hebben zoveel getandenknarst van woede, dat hun hele gebit in de vernieling
ligt".
Hij keek mij verbijsterd aan, zuchtte en zei: "Denk je, dat ik soms
geen problemen zou hebben? Als ik mij 's avonds te rusten leg, en ik mijn
agenda niet bij de hand heb, lig ik zo te malen en te malen, dat mijn kaken
volledig geruïneerd zijn. Toch kan ieder probleem verholpen worden.
Ik zal je een prima oplossing laten zien". Van onder zijn bed haalde
hij een klein doosje tevoorschijn. Uit dit doosje haalde hij een gebitsbeschermer,
zoals boksers gebruiken. "Kijk, mijn beste vriend, zo simpel is het.
Je zet zo'n gebitsbeschermer tussen je tanden, en er kan je niets overkomen".
Ik dacht bij mezelf: "Hij is niet goed bij zijn hoofd. Toch ga ik
proberen om hem er tenminste één keer van te overtuigen,
dat niet elk menselijk probleem een handzame oplossing heeft".
In die periode ontvingen wij toevallig geen post in het Centrum. Iedere
dag vervoegde de massa asielzoekers zich bij het kantoor van het kamp in
de hoop hun naam op de lijst voor post aan te zullen treffen. Het verdriet
was groot, maar dit terzijde. Sommigen van ons hadden dagenlang al zo reikhalzend
naar post uitgezien, dat hun lengte zichtbaar was toegenomen. Van vrienden,
die in de steden woonden, hoorden wij dat de situatie daar niet anders
was. In hun postbus begon al gras te groeien. Slechts de brieven van verzekering,
gemeente, hun advocaat, of de woningbouwvereniging vonden hun weg.
Ik legde hem het probleem voor:"Vertel me eens, hoe zou je dit nu
kunnen oplossen?" Ik wist stellig, dat ik hem te grazen had, en dat
zijn kleurrijke, maar oppervlakkige en domme programmering hem geen soelaas
zou bieden.
Integendeel. Meneer van Boven straalde wijsheid uit, dook onder zijn bed,
en kwam opnieuw met een schoenendoos boven water. Ik kan met een glimp
opvangen, dat de ruimte onder zijn bed eruit zag gelijk de schatkist van
de Federale Bank van Amerika, boordevol waardevolle schatkisten en geheime
documenten.
Hij opende de schoenendoos. Onbewust deed ik een stap achterwaarts. Er
mocht eens een slang of iets dergelijks uit de doos springen, die hij uit
goedmoedigheid als kind geadopteerd had, kortom: ik vertrouwde hem voor
geen cent. De doos zat echter tot de nok toe vol met verschillende enveloppen
van alle maten en kleuren.
Meneer van Boven pakte de bovenste en liet mij de datum zien. Die was van
vandaag.
De volgende had gisteren als datum. De derde, een grotere, gele envelop
opende hij. Zo te zien was het een brief van een pagina of veertig.
Ik zei: "Laat maar. Ik geloof inmiddels wel, dat je iedere dag een
brief krijgt. Ik wil eventueel zelfs wel aannemen, dat voor elk probleem
een eenvoudige oplossing valt te vinden.
Mijn opwelling van optimisme haalde het niet bij die van meneer van Boven,
toen hij mij vertelde dat hij die brieven zelf had geschreven en verzonden.
Om met zijn woorden te spreken: "Het is simpel. Voor iedere brief
bedenk ik een pseudoniem. Zelfs het handschrift verander ik per personage.
De inhoud van de brief? Ook dat is simpel. Je kan je vorige brieven gewoon
kopiëren".
Ik was er nu absoluut van overtuigd dat de jongens van het kamp gelijk
hadden, dat er iets mis moest zijn met het bovenlijf van meneer van Boven,
zijn kop zogezegd. Misschien ware het beter, als althans sommige mensen
wanhopig zouden blijven en pessimist.
Waarschijnlijk veroorzaakt dit soort alledaags en oppervlakkig optimisme
meer kotsreacties.
Eigenlijk moet het verhaal over meneer van Boven nu nog beginnen.
Op een dag maakte ik de grote fout om met hem te gaan winkelen in een supermarkt.
Ik had hem gewaarschuwd, dat er in de winkels altijd een zeer wantrouwige
sfeer jegens vreemdelingen en zwartkoppen hing. Voorzichtig had ik geopperd
om naar een wat vriendelijker winkel te gaan, daar zo'n supermarkt slecht
voor zijn gezondheid zou zijn. Helaas luisterde hij niet.
Gelukkig - of juist tot mijn verdriet - werkten zijn zenuwen en intuïties
honderd procent. Ook hij had van begin af aan in de gaten dat drie winkelbewakers
in burger ons schaduwden. Gelukkig hadden noch van Boven noch ondergetekende
de vreemde gewoonte om wandaden te plegen. Maar neem van mij aan, dat het
geen aangenaam gevoel is om door elke bolle anti-jat-spiegel die drie schaduwen
waar te nemen.
Waar je pas werkelijk minder goed van werd, was dat meneer van Boven voortdurend
zijn medeleven betoonde aan de geachte winkeleigenaar, die zo veel moeite
deed, ja zich zulke zorgen maakte om overtredingen, die wij mogelijkerwijs
zouden kunnen gaan plegen en waarvoor wij ons ongetwijfeld later zouden
schamen. Welk een moeite getroostte de eigenaar zich niet.
Het scheelde weinig, of hij had mij gevraagd om naar een van de bewakers
te gaan met het voorstel, dat hij een volgende keer, wanneer dit hen wellicht
tot gemak mocht dienen, bereid zou zijn om de winkel slechts in onderbroek
te bekleden, met de toezegging gedurende zijn verblijf in de winkel zijn
handen op zijn hoofd te zullen houden. Zo zouden zij ervan verzekerd kunnen
zijn, dat althans meneer van Boven niets te verbergen zou hebben, in welk
gat van zijn lichaam dan ook. Bovendien zou hij hen te kennen geven, dat
hij zo wie zo niet hield van verbergen.
Hoe het ook zij, ik zorgde dat wij wegkwamen. Buiten leende ik van hem
drie valiumtabletten, ik nam ze zonder water in, gelijk mexicaanse tequila,
wachtte een paar minuten totdat ik duizelig werd, opdat ik op gelijke voet
met hem kon praten.
"Kijk nou toch, lieve man", zei ik, "het zit zo: het probleem
zit ingewikkelder in elkaar. Stel dat je werkelijk in je onderbroek naar
die winkel zou gaan, wat doe je dan op straat. Een paar dagen geleden vroeg
je me nog, waarom mensen op straat ons zo vreemd aanstaren. Waarom zij
kijken alsof wij van een andere planeet komen".
Hij stopte mij af, met een bezwerend gebaar zoals ik alleen maar van Mahatma
Gandhi ken, maande mij tot kalmte, en zei: "Die vraag was van een
paar dagen geleden. Inmiddels heb ik diep nagedacht. Weet je waarom die
mensen met zo'n begeerte naar vreemdelingen kijken? Het is simpel mijn
lieve jongen. Vanwege hun vriendelijkheid en nieuwsgierigheid. Ze willen
weten vanwaar wij komen. Je weet toch hoezeer zij van warme landen en exotische
streken houden? Ik wil deze positieve nieuwsgierigheid vergemakkelijken
door voor hen een bord om mijn nek te hangen met al mijn gegevens over
me zelf erop, mijn land, mijn ras. Wanneer ik hier loop, hoeven de mensen
niet zoveel moeite te doen om kennis met me te maken.
Meer weldenkendheid kon ik niet meer verdragen. Ik greep naar mijn
hoofd en in mijn woede rukte ik een pluk haren uit mijn hoofd. De tranen
sprongen me in stralen uit de ogen, zo groot was de pijn.
Ik zei: "Lieve man, doe toch niet zo verschrikkelijk je best om zulke
ingewikkelde oplossingen te bedenken. Kijk, het is zwart. Zwart! Dit zwarte
haar is de oorzaak van alle oorzaken".
Nimmer zag ik zo'n archimedes-glimlach, zo volledig overtuigd een briljante
uitvinding te hebben gedaan.
Hij boog zijn hoofd naar voren, pal voor mijn neus, en zoals een leraar
van een basisschool een plaats op de wereldbol aanwijst, plantte hij zijn
wijsvinger op zijn kop. Door mijn woede heen zag ik de meest naakte waarheid
die ik vergeten was: meneer van Boven was zo kaal als een biljartbal.
Vanaf die tijd deed ik mijn uiterste best om ver uit zijn buurt te
blijven, opdat ik zijn wijze onzin niet meer hoefde aanhoren.
Wij hebben een gezegde: 'Hoe verder weg, des te beter de vriend'. Het valt
te verkiezen om desnoods dagelijks een omtrekkende beweging van een vijftal
kilometers te maken, als je sommige mensen zo niet tegen hoeft te komen.
Een tijdje lukte mij dat aardig. Totdat ons asielzoekerskamp werd aangevallen.
In eerste instantie wist ik van niets. Ik werd er pas van op de hoogte
gesteld toen alles al achter de rug was.
Een van de jongens vond mij ergens in de bossen en riep: "Je moet
komen. Het hele kamp is in verwarring. Meneer van Boven heeft weer gerommeld.
Je moet ons helpen".
("Ik?").
Ik vroeg: "Waarom ik?" Hij zei: "Dat is toch duidelijk,
jij kent hem". Ik ontkende, maar ging toch met hem mee.
Voordat hij mij van een en ander in kennis begon te stellen, prevelde ik
alle traditionele gebeden van het laatste decennium en reinigde mij met
de gebruikelijke rituelen. Zouden de wetenschappelijke mirakels van het
dialectisch materialisme niet meer mogen baten, dan in ieder geval toch
wellicht de traditionele gebeden van onze voorouders. Je weet maar nooit:
Negatief maal negatief wordt per slot van rekening positief, nietwaar?
Het zat zo: Een paar jeugdigen van de lokale fascistische bond, die
een tijdje militaire oefeningen in een geheim kamp pal naast de dierentuin
hadden verricht, hadden dringend behoefte om hun oefeningen eens in praktijk
te brengen. Niets leek hen geschikter dan een asielzoekerskamp: alle soorten
rassen en kleuren zijn daar present. Hier toont de vrije markt van het
kapitalisme zijn ware gezicht door op zo'n manier een vrije keuze voor
racisten en fascisten ter beschikking te stellen. Maar uit pech of onervarenheid
stapte deze 'gewelddadige groep' in het verkeerde filmscenario, namelijk
dat van de heer van Boven.
Van Boven had het ontvangstritueel grondig voorbereid, met een bos bloemen
en een versnapering en al.
Ik zei tegen hem: "Je maakt zeker een grapje".
Hij zei: "Dat is toeval! Dat zeiden die skinheads ook".
Ik vroeg hem: "Wat gebeurde er verder?"
"Niks. Die aanvallers stonden versteld van deze verwelkoming. Ze zochten
in hun ideologisch lesmateriaal snel op, of er een verbod stond op het
in ontvangst nemen van bloemen en versnaperingen. Toen ze alles opgevreten
hadden, maakten zij zich gereed om één van de bungalows plat
te branden.
Meneer van Boven vloog voor de ogen van de verraste aanwezigen naar voren.
Hij zei tegen één van de fascisten, dat hij een goed idee
had voor de fascistische activiteiten van de groep, welke geen schade voor
personen ten gevolge zou hebben. Zo zou iedereen tenminste in alle tevredenheid
huiswaarts kunnen keren om zich met enige biertjes neer te zetten en zich
te vermaken met de pornofilms van RTL".
Onze vriend vertelde langzaam, terwijl ik juist ongeduldig was naar het
hele verloop. Zodoende vroeg ik hem: "En daarna?"
Hij zei (in alle rust): "Niks. Meneer van Boven zei, dat hij bereid
was zichzelf beschikbaar te stellen als Jezus Christus om gekruisigd te
worden, als symbool van de eenheid tussen Oost en West: Vader, zoon en
heilige geest van de Nieuwe Wereldorde".
Ik zei: "Maar van Boven kent de taal niet eens. Hoe is het mogelijk
dat hij hun zo'n gecompliceerd aanbod kon voorleggen?"
"Met behulp van een tolk. De leiding van het kamp had meteen een geschoolde
tolk opgetrommeld, die met een taxi naar het kamp was gesneld, zodat hij
ter plekken vertalen kon".
"Wat gebeurde er toen? Wat zeiden de fascisten?"
"Niks. Ze zeiden: 'We willen geen kale Jezus'.
Toen bood meneer van Boven hen een alternatief, hij zei: 'Laat mij als
de heilige Jeanne d'Arc het vuur betreden om in as op te gaan, de as, welke
het gat tussen de rassen en volken kan dichten'".
"Wat antwoordden de geachte fascisten?"
"Niks. Eén van de fascisten, die vanwege zijn onovertrefbare
domheid commandant van de groep geworden was, spuugde op de grond en zei:
"Hee man, denk je soms dat er een ezel voor je staat? Het vlees van
jullie buitenlanders is zo taai als een ouwe soepkip. Dat gaat uren duren.
Breng ons niet in verleiding".
"En toen?"
"Niks. Meneer van Boven spiegelde hen zoveel soortgelijke alternatieven
voor, dat enkele fascisten begonnen te huilen. Eén van hen trad
zelfs spontaan naar voren om de kale kop van meneer van Boven een zoen
te geven, met de plechtige belofte dat hij vanaf heden nooit meer tegen
buitenlanders zou optreden, of hun huis in brand zou steken. Om zijn solidariteit
met de buitenlanders te betuigen verbrandde hij ter plekke zijn eigen paspoort.
Vanaf dat moment was de gereglementeerde orde van de fascisten verbroken.
Zij raakten verdeeld".
"Ik zei: "Prachtig toch? Mooier kan niet. Uit jouw verhaal maak
ik op, dat de heer van Boven een paar van die fascisten vanuit de dierentuin
heeft bekeerd tot het burgerlijke bestaan. Wat is het probleem dan nog?
En nog iets, ik zou je zeer dankbaar zijn, als je deze keer niet begint
met 'niks'".
Zonder op mijn woorden te letten begon hij: "Niks. Het probleem zit
em bij onze landgenoten. De mensenrechtenpraatjes van meneer van Boven
hebben ernstige zenuwinzinkingen tot gevolg gehad, zodat zij over lijf
en leden trillen".
Onze vriend stond even stil en vroeg toen: "Waarom duurt het vandaag
zo lang voordat wij het kamp bereiken?"
Ik had geen zin om hem uit te leggen, dat het wel een geschikte keuze was
om in dit geval een wat langere weg te nemen, zodat bij aankomst alles
tenminste afgelopen zou zijn.
Het was niet de juiste tijd en plaats om mijn filosofische gedachtensprongen
aan onze vriend (tenslotte had ik hem zojuist voor het eerst ontmoet) te
openbaren, welke er - kort gezegd - op neer komen, dat de mens weliswaar
perfecte snelwegen aangelegd heeft om op tijd op zijn werk te komen, maar
dat dat gelijktijdig het belangrijkste probleem van de mensheid vormt.
Op weg naar het kamp vertelde de vriend wat er na de aanval van de groep
was gebeurd. Ik zal zijn woorden in het kort samenvatten, alle 'niks'-en
terzijde latend:
"Nadat de groep vertrokken was, ging iedereen richting eetzaal. Hoewel
er al een stevige aanslag was gepleegd op de zenuwen van alle mensen, deed
meneer van Boven er nog eens een schepje bovenop, door zijn gedachten luidkeels
kenbaar te maken, opdat iedereen het vooral zou kunnen horen.
Degenen die vlakbij hem aan tafel zaten konden hun oren niet geloven. Hij
zei namelijk: 'Wat jammer toch dat ik geen pen bij de hand heb, anders
zou er een mooie satire zijn ontstaan'.
Hij was nog niet uitgesproken, of één van de asielzoekers
wierp zich uit blinde woede met zijn kop tegen de muur. Een ander had zich
uit het raam gestort. Weer een derde, die een dergelijke geduld niet kon
opbrengen, was met een keukenmes op meneer van Boven afgevlogen. Oog in
oog met van Boven, offreerde deze zijn eigen sinaasappel aan de toestormende
gast. Deze Agha Naghi (de tweede, want de eerste was reeds lange tijd voortvluchtig,
van wie wij als laatste vernomen hadden dat hij als gevolg van het perverse
optimisme van meneer van Boven asiel had aangevraagd in Oeganda) haatte
dergelijke offergaven dermate en was zo woedend geworden, dat zijn stem
nog slechts gorgelend, als een vaag geluid uit een diepe put, kon pruttelen:
'Zeer bedankt'".
Toen wij bij de eetzaal arriveerden, was gelukkig alles in rust. Iedereen
was teruggekeerd naar zijn eigen bungalow. Met de dag losten de problemen
met de heer van Boven zich langzamerhand op.
Vroeger had meneer van Boven last van maagklachten.
De laatste tijd kwamen deze weer bovendrijven. Hij had bij voortduring
last van misselijkheid. In het bijzonder wanneer hij ambtenaren van de
sociale dienst of de gemeente zag, moest hij acuut overgeven.
Diverse mensen uitten hun bezorgdheid: "Meneer van Boven, zou u niet
een arts bezoeken?"
Maar met zijn eigenaardige, aparte accent antwoordde hij: "Waarom?
Deze misselijkheid verschaft mij een geestelijk gevoel, waar je je geen
zorgen over hoeft te maken. Ik pas er wel voor om mijn maag te genezen".
Feitelijk bestond er ook geen behoefte aan genezing meer, aangezien hij
na ontvangst van een tweede negatieve beschikking zonder schorsende werking
het land diende te verlaten. Misschien had hij dat aan zich zelf te danken,
omdat hij na de eerste negatieve beschikking op zijn asielaanvraag in plaats
van een verzoek tot een herzieningsonderzoek een brief naar de Minister
van Justitie had geschreven met het verzoek om deze kleine fout van zijn
lagere ambtenaar te vergeven. Hij deed zelfs het voorstel om deze ambtenaar
lichtjes te promoveren. Deze man had immers waarschijnlijk privé-
of familieproblemen, had bij bestudering van het dossier wellicht niets
gelezen, en had ongetwijfeld uit automatisme tot een negatieve beschikking
besloten. Wie weet had deze man precies ruzie met zijn lieve vrouw. Meneer
van Boven verloor dergelijke menselijke elementen nimmer uit het oog.
Gedurende het langdurige verblijf, voordat hij definitief verwijderd werd,
ja nog tot op de trappen van het vliegtuig was meneer van Boven er absoluut
van overtuigd, dat hij dit onverkwikkelijke probleem, wanneer zij hem maar
even lieten telefoneren met de Minister President, uit de wereld zou kunnen
helpen.
Toen ze hem uiteindelijk in het toestel gekregen hadden en de deuren gesloten
waren, geloofde hij heilig, dat het vliegtuig minstens een klapband zou
hebben, zodat er niet opgestegen zou kunnen worden.
Toen het vliegtuig evenwel opgestegen was, wist hij diep in zijn hart dat
bij gebrek aan kerosine een noodlanding zou moeten worden gemaakt. Hij
zou daar ter plekke (waar dan ook) asiel aanvragen om zijn werkzaamheden
met betrekking tot het redden van de mensheid voort te zetten.
FARZAD EBRAHIMI (Iran, woont in Nederland)
Vertaling: Kushyar Parsi/Herman Divendal
Deze file kwam tot stand i.s.m. AIDA