BERT OOSTERHOUT is geen onbekende binnen NoPapers.
Bert is van de start af aan actief binnen de redaktie van NoPapers, maar
bovendien als cabaretier en literair auteur.
Zijn bij uitgeverij Elmar verschenen debuut, 'Diversische Sprookjes', mag
gerust een succes genoemd worden. De eerste oplage was binnen een paar
maanden uitverkocht. Gelukkig is een tweede druk inmiddels weer verkrijgbaar
en het ziet ernaar uit dat het boek ook vertaald gaat worden.
Bij dezelfde uitgeverij is thans een kinderboek van Bert verschenen; Kind
van 2 Heksen, geïllustreerd door niemand minder dan Dirkje Kuik.
Vanaf voorjaar 1992 publiceerde NoPapers elke week een nieuwe aflevering
van zijn bundel HET REISALFABET.
Nu we van A tot Z hebben gelezen hierbij een selectie van vijf verhalen
uit het Reisalfabet, voor nieuwe lezers, bijvoorbeeld en hen die het om
andere redenen misten.
Aardappel
Ik schrijf geen reisverhalen. Uit principe niet. Zoals ik ook geen
dagboek bijhoud, vrijwel geen foto's maak, en ook zelden van mijn belevenissen
vertel. Mensen die reisverhalen lezen om iets te weten te komen over vreemde
culturen en verre volkeren, als zou het een
substituut voor het echte reizen zijn, hebben het gewoon niet goed begrepen.
Reizen gaat om de ervaring, en juist die laat zich niet in woorden vangen:
hoe leg je iemand die nooit verliefd is geweest uit wat verliefd zijn is,
hoe leg je iemand die nooit de dood van een verwant heeft meegemaakt uit
hoe dat voelt?
Op eenzelfde manier laat reizen zich niet 'vangen': als iemand wil weten
wat het is moet hij
het doen, en voor mij zou alleen het opschrijven van de ervaring al suggereren
dat het toch mogelijk zou zijn om die ervaring over te dragen.
Dit standpunt verbaast de meeste mensen, vooral hen die nooit meer dan
een paar weken op pad zijn geweest. Meestal leg ik het dan uit aan de hand
van het volgende voorbeeld.
We waren allebei volstrekt geschift, Mary en ik.
Toen we vanuit Hong Kong vertrokken hadden we al het plan om door Tibet
te gaan trekken met een beest. We liepen al grappen te maken over 'Jack
the Yak', die we mee terug zouden nemen naar ons guesthouse, waar we hem
moeizaam het trappenhuis door zouden duwen.
Na een paar weken Lhasa waren we van inzicht veranderd, en nu waren het
paarden. Hoe doet er niet toe, maar we hadden onze paarden inmiddels bemachtigd,
en we vertrokken met drie van die dieren vanuit het dorpje Penbo terug
naar de hoofdstad.
Het begin was uiterst moeizaam: we hadden geen van beiden veel ervaring
met het berijden van paarden, en zeker niet met het vooruitbranden van
een lastpaard. Bovendien waren we op dat moment nog niet erg handig met
het stouwen van bagage, zodat we die eerste dag verschillende keren moesten
stoppen om de vracht weer een beetje op orde te krijgen. Verder was het
overigens te gek: de zon scheen, het terrein was vrij vlak, afwissellend
rotsachtig en begroeid. Op een stuk lichtgrijze vlakte kregen we onze paarden
zelfs even in draf. We hadden het gevoel dat onze trip nu echt kon beginnen.
Tegen het vallen van de avond waren we moe, dus zochten we een plaats om
de nacht door te brengen. We kwamen bij een naamloos gehucht aan, en -
waarom weet ik nog niet - we werden echt onthaald, meer nog dan gezien
de Tibetaanse gastvrijheid gebruikelijk is: onze paarden werden binnen
de muren gezet, de kinderen gingen hooi en vers gras halen, als ik me goed
herinner werd zelfs een groot deel van de overige verzorging van ons overgenomen,
het ontzadelen, het roskammen.
Wij werden naar het woongedeelte gemanoeuvreerd, een verdieping hoger.
We waren moe, we hadden honger.
Op de tafel stond een schaal en er werd aangegeven dat het ons vrij stond
eruit te eten. Het waren koude gepofte aardappels in de schil. De beste
aardappels die ik ooit gegeten heb.
Iedere aardappel die ik in
mijn leven nog zal eten zal gekleurd zijn door de aardappel die ik daar
heb gegeten.
Ik kan het verhaal vertellen, iedereen die het hoort zal begrijpend 'ja'
knikken, maar niemand zal er de smaak van een aardappel anders door ervaren.
En dat is waarom ik geen reisverhalen schrijf: als je het wilt ervaren
moet je gewoon gaan.
'Frisco
San Fransisco was mild. Ik
voorzag in mijn onderhoud door de pulsaro's die ik voor een prikje in San
Christobal de las Casas had gekocht op straat te verkopen, ik had een winkel
met goeie goochelspullen gevonden, in de vaste overtuiging verder te gaan
met een
nieuwe, internationale straat-act.
Ik was een beetje over mijn verdriet heen, en het leven ging min of meer
zijn normale gang.
De communicatie met het vaderland verliep beter dan vanuit Zuidoost Azië:
op verzoek kreeg ik van mijn zus een bandje met een paar van mijn favoriete
platen. Om het geheel vol te maken had ze er nog een en ander bijgezet:
sitting on the dock of the bay
watching the tide roll away
I'm sitting on the dock of the bay
wastin' time
Omdat ik veel optrok met Tate,
een mime-speler in dezelfde 'jeugdherberg', zag ik ook nog redelijk wat
straatartiesten, kreeg ik er een beetje oog voor.
Bij the Fishermans Wharf bekeek ik de act van een stel jongens op hoge
eenwielfietsen, ik had ze al een paar keer vluchtig gezien, nu bekeek ik
de hele show. Een rustige opbouw naar het bestijgen van die gevaarlijk
lijkende dingen, waarbij ze zich lieten helpen door mensen uit het publiek.
Terwijl de aangewezen vrijwilliger druk bezig is met steunen van voeten,
het vasthouden van de fiets, het in balans houden van de jongen die zoveel
mogelijk stuntelt, rolt de andere en plein publiek zijn zakken. Grote hilariteit.
Maar het werd pas echt leuk toen, blijkbaar ook geheel buiten de routine
om, de zakkenroller bekeek wat hij eigenlijk te pakken had: een politiebadge.
"Sorry officer..." en hij gaf hem terug. Ook de agent voelde
zich blijkbaar betrapt.
Erg leuk, niet herhaalbaar.
Zo gingen de dagen voorbij:
de mimespeler leerde me hoe ik eenvoudige figuren van ballonnen kon maken,
veel mensen met wie ik even optrok.
(Wat zou er toch van het meisje geworden zijn met wie ik naar Ashbury Heigt
ging om kleren te kopen, recht naar het hart van de zestiger jaren? Zij
trok noordwaarts, en ik ging niet mee. Eeuwig jammer.)
We hadden een paar straten verderop een plek waar je goedkoop enorme burrito's
kon halen, we keken video's. Ik was door mijn geld heen, verkocht mijn
gitaar en ging terug naar Europa.
Een half jaar na mijn definitieve terugkomst zag ik de mimespeler weer op straat, in Utrecht. Ik wist dat hij daar ook zo zijn vaste stek had, maar toch was het een verrassing. Aan het eind van zijn show stormde ik op hem af en we vielen elkaar om de hals - hij kreeg niet eens de tijd om zijn geld in te zamelen. Hij komt hier nog steeds met grote regelmaat, ik zie hem nog wel spelen. Maar ik ben geen reiziger meer, en onze werelden zijn uit elkaar gegroeid. Sorry Tate.
Jongleren
Het had in de bedoeling gelegen
om niet meer dan vijf maanden weg te blijven - en dat leek me destijds
al heel wat. Pas gaande de reis kwam ik er langzaam achter dat het ook
mogelijk was om onderweg in je eigen onderhoud te voorzien: een gesprek
in de trein Jayuguan - Lanzhou over de mogelijkheden om Engels te onderwijzen,
de adressen die Stefan had over Milkruns, de geruchten over de mogelijkheden
in Hong Kong te figureren in de lokale filmindustrie...
Toen ik daar eenmaal was, was het allemaal anders. Niet onwaar, maar gewoon:
anders. Ik had net een week mijn klarinet verkend op Hainan, sprak met
een paar reizigers over de mogelijkheden om op straat muziek te maken.
Al na een paar dagen stond ik met een grote strooien hoed en mijn klarinet
bij de ingang van de Star Ferry een eind weg te fiepen. Blijkbaar daar
en op dat moment geen alledaagse gebeurtenis: ik heb met die ene middag
een reclamekrantje gehaald, inclusief foto.
Vermoedelijk is het commentaar niet mild, maar gelukkig lees ik geen Chinees.
Mijn wereldtournee was begonnen.
Uiteindelijk was het niet de klarinet, maar mijn jongleergerei waar ik
de kost mee verdiende.
Jaren ervoor was ik vermoedelijk
leip als een deur: ik was net verhuisd naar een studentenflat, en mijn
nieuw ontdekte talenten als jongleur moest en zou ik met grote regelmaat
oefenen, dit niet onder stoelen of banken stekend. Naarmate ik dit fanatieker
volhield, kreeg ik meer meewarige blikken en erger, en uiteindelijk heeft
dit mede geleid tot het oppakken van meer reguliere bezigheden.
Hong Kong was wat dat betreft mijn persoonlijke genoegdoening: want wie
verdiende hier sloten met geld door die lichte geestelijke afwijking?
Vol trots maakte ik fotokopieën van het krantenberichtje, plakte ze
op briefkaarten en berichtte al mijn vriendjes en vriendinnetjes in het
vaderland van mijn successen op straat.
Opgraving
Er is één plaats
die je in Pakistan niet mag missen - volgens de folders en de reisgidsen:
Moenjadaro, wereldstad ten tijde van de oudste Grieken, een van de geboorteplaatsen
van onze beschaving. Ik dus braaf erheen.
En midden op de dag, in het heetst van de zon zwerf je dan door de opgravingen
van wat eens en stad met tienduizenden inwoners geweest moet zijn. Alleen,
helemaal alleen.
Een enkel gebouw is uitgegraven of tot herkenbare vorm gerestaureerd, maar
dat maakt
niet uit, het is toch wel overweldigend: je schuift wat zand opzij, en
je hebt een potscherf in je hand. In Griekenland zou voor minder de hele
pot cultuur zijn leeggegooid om er wat moois van te maken, om het geheel
te exploiteren, en hier, vandaag: behalve mij geen sterveling.
Wie er de tijd voor neemt kan er waarschijnlijk de vondst van zijn leven
doen, en er nog gewoon mee weglopen ook.
Na een paar uur rondbanjeren
nog even naar het bijbehorende 'minimal museum' en in de aankomstruimte
iets drinken. Er was net een bus Fransen gearriveerd; ze werden door een
plaatselijk variété artiest onderhouden met een goochelnummer.
Ze zouden waarschijnlijk als het wat koeler werd deze verlaten stad een
half uur ingaan, als verplicht nummer.
Vlak voor ik wegging tekende ik nog even het gastenboek. Een paar pagina's
doorbladerend, kwam ik tot de conclusie dat hier gemiddeld vier bezoekers
per dag komen.
Ouders
Waar ik misschien wel het
meest tegen opzag, en wat toch beslist moest gebeuren in die ene week terug
in Nederland, was een bezoek aan de ouders van mijn overleden vriendin.
Ik moest het verhaal van alle kanten horen, ik wou er achteraf toch bij
geweest zijn. Opgebeld, en op zondagmiddag met de trein naar Tiel.
Ik bedacht hoe ik bij mijn eerste liftvakantie, jaren geleden, bij Tiel
eindigde, haar adres
niet had, en vandaaraf de trein naar Utrecht had genomen. Betuwe, treinen
langs de inmiddels opgedoekte conservenfabriek waar mijn vader werkte,
waar ik ook eens acht dagen aan de lopende band heb gestaan. Langs het
huis van mijn vroegere wiskundeleraar, die we een keer een groots verjaarsfeest
hebben afgedwongen. Een plek waar ik allang los van dacht te zijn.
Het kostte me niet veel moeite het adres te vinden: een huis niet ongelijk
aan het soort waar mijn ouders woonden. Alleen het allereerste begin was
geloof ik wat stroef: omzichtig werd er gepraat over wat er precies gebeurd
was, maar al snel hing er soort vertrouwde sfeer.
Ik zat met haar vader in de achtertuin, we praatten over studie, over filosofie,
over reizen en politiek. De tweede wereld-oorlog, de politionele actie
in Indonesië. Haar vader een man van intellectueel gewicht, misschien
iets te zwaarmoedig. Ik: wereld-reiziger, ook intellectueel. Haar moeder:
stiller, meer teruggetrokken, meer één met haar emotie.
De verhalen had ze ongetwijfeld vaker gehoord, maar toch hoorde ze het
geheel in liefde aan.
Met haar heb ik die middag het graf bezocht. We hoefden niet veel te zeggen.
Naderhand gaf ze me een paar kleine dingen uit de nalatenschap die ik nog
altijd bewaar: een apparaatje om scheerwater op te warmen en een boek dat
wij als etage destijds voor haar verjaardag hadden gegeven.
Het voelde allemaal zo vertrouwd: die middag had ik een kind van deze mensen
kunnen zijn, en zij mijn zus.
Het werd echt gezellig: ik bleef eten, en het is dat ik mijn echte ouders
beloofd had op tijd te zijn, anders was het nog laat geworden.
Van haar moeder nam ik afscheid met drie zoenen, wat ik bij mijn eigen
moeder doorgaans niet doe; haar vader bracht me met de auto terug, en hij
zei dat als ik ergens in moeilijkheden zat, hij me persoonlijk zou komen
halen. Hij meende het.