NICO WEBER (1950) studeerde aan de academie voor beeldende kunsten.
De laatste jaren houdt hij zich voornamelijk bezig met het schrijven van
sonnetten.
Hij is redactielid van De Gave, een (nieuwe) literaire matinee die maandelijks
in het Academietheater in Utrecht wordt gehouden en publiceert regelmatig
in de Tweede Ronde.
Bij de eerste manifestatie 'Recht uit het Hart' in het Utrechtse Vredenburg
viel hij op door als vervanger van het laatste moment trefzeker en professioneel
te openen.
Van Nico Weber verscheen een bundeltje bij de jonge uitgeverij Innocenti.
Uit deze bundel, "LETZTE LIEDER" koos hij zelf zes gedichten
ter opening van zijn, deze poëziefile;
Jeugd *
De zilveren bruiloft
Metamorfose
Huisvesting *
Cantate 78 *
Utrecht 4 mei
(* zijn gepubliceerd in de Tweede Ronde)
Jeugd
Je zat schuin voor me in het
klaslokaal
te ver van me vandaan, teveel naar voren.
Ik fluisterde je voornaam menigmaal,
zo zacht dat niemand het heeft kunnen horen.
Wat nu beoordeeld wordt als
aangeboren,
Leek mij toen iets van tijdelijke aard.
Ik heb je aan een schoolvriendin verloren.
Voor wat moest volgen bleef ik niet bewaard:
nog steeds verschijn je als
ik droom of waak
niet ouder dan je was toen je verdween.
Geen jongen heeft tot nu toe goedgemaakt
wat jij niet geven kon, wat
nooit verflauwt.
Ik voer je door mijn dode leven heen;
een twijg temidden van het aanmaakhout.
De zilveren bruiloft
Mijn broer zei dat je postbesteller
bent.
Dan heb je meer bereikt dan ik, want schrijven
van poëzie wordt niet als werk erkend.
Voor menigeen zal ik een dromer blijven.
Door jou werd mij veel dichterlijks
gegeven.
Je hebt van mijn verliefdheid niets gemerkt.
Je meisjesachtigheid heb ik beschreven,
maar wat ik deed, ik heb je niet verwerkt.
Mijn broer vertelde ook dat
je hem vroeg
hoe 't mij verging na het verloop der jaren.
Een kwart eeuw was me nauwelijks genoeg
om jou tenslotte zomaar te
vergeten.
Het is me niet gelukt je te verklaren,
laat staan de tijd die ons heeft aangevreten.
Metamorfose
In dromen is ons samenzijn
compleet
en lig je naast me, zwijgend bij 't kanaal.
Als ik je aanraak ben je uitgekleed,
een jongen waar ik langzaam in verdwaal.
Je ogen volgen schepen in
hun vaart.
Geruisloos streelt de wind je blonde haar.
We spreken niet, want alles is verklaard.
Geluiden vallen stilaan uit elkaar.
Ik voel me bij een kus in
je vervagen.
Ik word een leegte naast je in het gras.
Je lacht me toe. De jongen die ik was
verandert in de jongen van
mijn dromen.
Je hebt mijn lichaam in je opgenomen.
Ik ben de geest die jij in je zult dragen.
Huisvesting
Ik ben alleen een paar herinneringen,
vergane glorie, tijd die is geweest.
ik zoek verklaring in voorbije dingen.
Veel helderheid bestaat niet in mijn geest.
Mijn lichaam blijft de vraagtekens
omringen.
Een huurflat is de wereld om mij heen.
De oplossing is niet meer af te dwingen.
Ik ben vergetelheid. Ik ben alleen
een vleespaleis met ouderdom
behangen,
omringd door een etage op tien hoog.
Een ding dat door de dingen is gevangen,
verlangend naar de tijd die
het ontvloog.
Een voorwerp dat een vulpen kan besturen,
en zich omschrijft zolang het voort zal duren.
Cantate 78
voor Sylvia Hubers
De duiven gleden van de balustraden
over het 'Jesu, der du meine Seele'.
Het licht, dat zich door glas-in-lood verdeelde,
droeg toon en kleur langs gotische arcaden.
Ik moest naar boven kijken.
Het concert
kwam echoënd terug vanwaar ze vlogen:
de witte duiven zweefden tussen bogen
waardoor de Dom rond hen oneindig werd.
Een teken binnen eeuwenoude
muren,
omgeven door een voorjaarszaterdag.
De muzikanten volgden partituren,
de dirigent keek naar zijn
lessenaar,
't publiek beluisterde muziek van Bach.
Ik werd het alomvattende gewaar.
Utrecht, 4 mei
Er leunt een jongen tegen
de Domtoren.
Een dame op het plein (zij is van steen)
staat schuin voor hem met toorts en toebehoren.
Het carillon speelt door de beelden heen.
Met bloemen worden aanstonds
aan haar voet
gevallenen herdacht. De knaap blijft staan
in een postuur van roerloos vlees en bloed.
Welk beeld blijft er behouden, welk zal gaan?
De avond valt. Het klokkenspel
verklinkt.
De stilte bindt de jongen en de vrouw,
waartussen zich geen afstand meer verdringt.
De zinnebeelden breken uit
het steen.
De dood spreekt en het leven zwijgt. In rouw
vloeien de tegenstellingen ineen.
NICO WEBER