Steven Asveer



Avondeten

Opzij van het huis
onder de kurkeik
schuilend in schaduw
een siësta tot laat
laat in de middag,
hopend op vijgen en thee,
straks als een stap naar de avond
straks als een glimp van koelte
-schuchtere aai langs het voorhoofd-
eerste sein van vertrek wordt
uit het sprookjesland.

Als naarmate de schaduw
langer en vager wordt
de twintigste eeuw oprukt
met redenen omkleed,
argumenterend en wetend
sterker dan bloemen die pronken
snijdend door wolken aroma,
als wij op de veranda
uitziende over het dal
wachten op het late maal
en het debat daarbij.

Elke avond opnieuw
wint het verstand van de eeuw
redenerend over pluisjes
denkend en peinsend
over een gram,
gewichtig en overheersend
op liefde, smaak en geluk
op het opgesprokene
op het onuitspreekbare
op het vanzelfsprekende
tot een finale van weten
orerend de kennis bekroont
tussen de puinhoop op tafel
van het restant van gerechten
van de gedronken flessen
van de argumenten.

Zo laat in de nacht
pinken de boerderijen
schaars in de duistere diepte
ver van rede en dogma.
Zo laat in de nacht
hangt nog de geur rond rozen
maar geen mens die er heengaat
maar geen mens die het ruikt


Instinct

Ik ben 't instinct
dat bij de gek ontbreekt.
Ik ben de vlam
die tussen twee personen
zonder gesprek
ineens een vuur ontsteekt
en banden smeedt
en hen het hart doet tonen.
Niemand weet
dat ik besta
want ik besta vanzelf.
Wie mij niet heeft
zal mij niet vinden.
Onuitlegbaar ben ik:
kijken voor een blinde.
Ik ben 't gewelf
waarop de liefde woont.
Ik ben 't die verliefdheid kroont.
Wie mij niet heeft
gaat eenzaam door het leven.
Al wordt hij honderd
hij heeft nooit geleefd.


Neuriën

Ik ben de neuriestem, 't gedempte lied
dat zachtjes dreunt, gevangen binnen wangen.
Het is niet de harde gil die huilen wil
Het is niet de stilte van te zwaar verdriet
Het is herleefd geluksverlangen.
Ik ben de matiging die je nu ziet
Ik ben bezinning op het streven
van geschokte naar herstellende balans:
Een door het lot geschapen kans
om voort te leven.
Onderweg van wanhoop naar herstel
betokkelt de gevangene in z'n cel
de tralies en hij neuriet zacht.
De trekker in het donkere bos
bestrijdt de angst en maakt zich los.
Hij zingt en neuriet en hij lacht.
Onderweg van wanhoop naar herstel,
waar weemoed heerst, ben ik 't gehom
van hem die plotseling zegt: ik red 't wel;
van hem die overleeft en zegt: Ik kom.


STEVEN ASVEER


©St. NoPapers

Terug naar overzicht