"Voorheuvel schrijft gedichten in periodes. Hij begon met
schrijven in de jaren vijftig. Veel gedichten uit die tijd zijn weggegooid.
Zijn eerste bundel, Proefschrift (1964) verscheen in zijn tweede periode
(1960-1965). De derde en huidige periode ving aan in 1980.
In 1987 verscheen zijn tweede bundel, Telstar."
Deze tekst staat op de omslag van PORSELEIN, de derde bundel van Voorheuvel.
Uit die bundel koos de redaktie van NoPapers:
PROFEET
ORGELTONEN
FRACTIE
STIL
Zelf koos VOORHEUVEL voor NoPapers de volgende gepubliceerde en ongepubliceerde
gedichten:
OPONTHOUD
TRAAG GEBAAR
WATER EN DAMP
DEELTJE
JAPANSE PRENT
WINTERVERTELLING
Oponthoud
Kerken zijn verdraaide radarposten
in een blootgelegd universum.
-Verbeelde sterren in de zwarte
nachten van onmondigheid.
-Nietszeggende vingerpunten
wijzend
naar een afgekoelde hemel.
Pretentieuze beelden, in nissen
geplaatst, met kaarsen historisch bijgelicht
zijn tot steen weergekeerd door de barstende
woorden in deze jaren des onderscheids.
God getreden buiten het glas
in lood van een kerkelijk oponthoud
Traag gebaar
Het geschreven woord op barrikade
van papier is de stilzwijgend overeen-
gekomen gezant tussen het op
voet van oorlog staande ik en jij.
Taal, reservaat van schuwe
woorden, wat uit-
gevonden harde klanken of zacht gefluister
met betekenis alleen in dit gebied.
Daarbuiten staat het gesproken
woord op
losse schroeven, is decor voor jager
of toevallige passant, als de
strijknevel van een langskomende komeet.
Water en damp
Van de blanke
top loopt het kalk-
houdend water
krachtdadig
naar lagerwal;
passeert de sta-
lagmiet die
onzichtbaar hoger
wordt, verder, tot het
in damp verdwijnen zal.
Deeltje
Misschien zijn wij slechts
sponning in de ruimte,
zelfs zonder glas.
Alleen een doorluchtige
gedachte over
dat dit het was.
Japanse prent
Ik ben
de grote koning
van de zon,
de heel lichte koning
van de zon,
de zeer vorstelijke koning
van de zon.
Ik ben
de grote keizer van
Japan, schommelend
gezeten in
mijn rode
kersetuin, denkend
aan beloften
en 's avonds lig
ik warm tussen
de okselharen
van een spinnende
geisha
en kijk naar haar
tepels die rijzen als
zon en dolfijnen
boven gebogen
watervlak
en spits zijn haar
vingers waarmee
ze een vochtige kers
tilt uit de kom
van mijn navel.
Het onkruid wiedt
zij tussen over-
dadige grootheid
van mijn gerezen
gedachten.
Gepubliceerd in bloemlezing "Bekijk
het maar." 1987
Wintervertelling
Zij was zojuist op aarde neergedaald
en schreed met te trage stappen door
het bos, luid zingend oude liederen
over de wending van het licht.
Ik was de enigste met wie
ze sprak
in dat kort passeren. Ze vertelde
over de vertelsels die men elkaar
vertelde in deze tijd van korte dagen.
Ze groette mij als voorname
dame
en liep de richting van het donkere
spoor om daar te vertrekken met de
treinreis naar het vermoeden, zoals zij zei.
Op mijn netvlies dagenlang
dat
verdwijnend silhouet tegen
vallend avondlicht en de nagalm
als schaduwen van vertelde woorden.
Niemand die geloven wil dat
dit
verhaal, waarin het licht lijkt uitgevallen,
past bij resten die men later vindt
en waar zelfs geen kranten over schrijven.
Profeet
Hij is een doordeweekse
zondagsrijder.
Een profane schildklier.
Een verlate wandelende jood.
Hij schrijft het voorwoord
tot een totale encyclopedie
van de nieuwe esthetica
voor liefde en moraal.
Met een ongeduldig gebaar
vaagt hij de hoge lantaarngod
uit zijn beroemde hemel
en duidt de plaatsen aan
waar de maden uit het christelijke
wittebrood tevoorschijn kruipen.
Allang is hij op de hoogte
van de dieven in de nacht
reeds slepend met het derde been.
Orgeltonen
Orgeltonen
komen even ergens
van hoog boven
over een balustrade
huppelen,
tippen even
tegen de randen
van mijn gehoor
en trekken dan weer
haastig terug
als hadden zij
zich bezeerd.
Achter de balustrade
vieren zij hun eigen feest.
Met deze tonen
doe ik u in stilte
uitgeleide
en keer weer terug
naar de buitenzijde
waar woorden vallen
in het wit
stil en breekbaar
met lettergrepen
amper te achterhalen.
Fractie
De eeuwigheden van gedichten
die geschreven zijn,
zijn niet te achterhalen.
Evenmin als de seconden
die voor deze waren.
Het vers: een moment om in
te huizen,
even beschermd tegen klok en luizen.
daartussen woedt de tijd
met grote haast en ouderdom.
Het eerste en het laatste
vers
wordt steeds opnieuw geschreven:
Als aardigheid en plaatsbepaling,
maar ook om voort te leven.
Stil
Wees stil,
wees voorzichtig
en stil.
Want ik heb
een porseleinen fles
op mijn kamer
gevuld met een
zeer doordringende
vloeistof.
- Want ik heb
een breekbaar
porseleinen fles
op mijn kamer
waar de ziel
haast uit is
verdreven.
V O O R H E U V E L-