ROB BEKKER (1957): "Verdomd lekker zitten schrappen vandaag".
Is taalarbeider en lid van het muzikale duo Ze Kant Boven.
In beide funkties treedt hij geregeld op.
Van Rob Bekker verschenen twee bundels bij uitgeverij De Beuk in Amsterdam:
'Later' (1988) en 'Staart' (1991) In voorbereiding zijn de bundel 'De Mond'
en 'Achter glas', vertalingen van leven en werk van de schilder Francis
Bacon (1909-1992).
Rob is één van die auteurs, die zijn plek in NoPapers gebruikt
om lezers op de hoogte te houden van ontwikkelingen in zijn werk.
Dit is de vijfde editie van zijn Poëziefile.
Of beter: de vijfde verbeterde editie. Want bij Rob is een gedicht pas
af als hij er minstens een jaar niets aan heeft willen veranderen. Misschien
is dat het geval met de volgende gedichten:
studies voor een drieluik, r
studies voor een drieluik, m
studies voor een drieluik, l
In het hoge café alleen
Iedereen eiland
vallen
een ritme van afrika
gedicht zonder einde van de wereld
the missing link
wereldbrandt
Deze gedichten werden eerder gepubliceerd in De Zingende Zaag
1.
zijn schoenen zijn van gras
hij moet ze water geven
's nachts wordt hij wakker als
het regent in zijn slaap
valt er een nacht een hoofd
op
zijn schoenen van boven
uit de kooi dan bukt hij
en ziet niet of het van hem is
ziet niet wie er kijkt
maar dat er iemand bukt
aan de andere kant
van zijn vergrotend oog
bukt om met menie het gras
op zijn hoofd het gras
het hooi zo lang
duurt deze beweging
hij slaapt in het gras
verft het een bed
noemt het verf, krabt
en krast de boom tevoorschijn
toverschijnt het licht uit
zijn ogen, blindeert de ramen
van zijn ziel, pauzeert
in de berm, ziet het oerwoud
hakt zich een stoel, zwetende
tuinman met schoenen tot zijn knieën
hij ziet het oerwoud groeien
en zwaait al naar het gras
2.
hij heeft een gezicht van
kauwgom
een zijwindgevoelig gezicht
een achter-, een zij- en een voorkant
en elk van deze halve leugens
dringt zich weg om een hoek
die ontbreekt, camouflage
spreekt verfstreken (, wie zei
dat dit was wat zij zei te zien ga toch zitten een
stoel zeg ik, zet ik, nee
doe of je zit, breek je rug)
geschilderd al voor je bestond
en die kooi is je tweede natuur
3.
hij heeft een ziel van spiegelglas
hij heeft hem slechts te leen
en strijkt er teer omheen
een barst meldt zich in regenjas
nu zal het lekken, mensenvlees
ook na een oorlog is het feest
men drinkt men eet vergeet
en dicht een zelfportret, halverwege
een trap valt er
een schaduw, nog een op een
bed
meer vlees lekt in de wereld
iemand kijkt toe hoe iemand toekijkt
en denkt er drinken roken bij
hij bevindt zich hier, ja,
hier, ja
hij staat in zijn tuin en belt aan
In het hoge café
alleen
ik stal een beeld
smal haast doorzichtig
van morgenrozenhout
kleurde het met grote norse verf
muziek van goedgebruikte woorden
in het hoge café, alleen
aan een tafel, is het praten
met op een oor een hand
veel harder dan wanneer wij
jij vraagt wat doe je
ons gesprek voortzetten
in het hoge café, alleen
met je voeten ben je
bij me kun je schreeuwen
wat je wilt
alle woorden bij elkaar
en bij ons opgeteld
niemand snelheid geven
in het hoge zwartgeblakerde
morgenrozenhouten café
laatste regel, ik
ben er nog, ik
Iedereen eiland
een kameel aait door de woestijn
een paard is verdwaald op het ijs
mijn hoofd doet pijn aan mijn vingers
onleesbaar schrijd ik door
de sneeuw
stofwolken boven de wereld
hijgen in de wind, huilen
in zee
slapen op het strand, wakker
in jouw handen aan tafel, boek
verbranding in de maag
vallen
daar achter het raam werkt
voor het laatst een man, dat ben
ik zag het als jongen al
de zon laten opkomen
kabbelen, stamel en stok
struikel, strompel, mom
proberen te kruipelen
neerslag en wrijven, opstaan
om de gordijnen te sluiten
opent de man de ruimte
tussen zijn benen
wijder dan hij eerder kon
hij grijpt zich vast aan
de kleden bij het raam
laten zich meenemen naar omlaag
om hem toe te dekken
een ritme van afrika
wij zaten in een matatu en
zagen
termietenhopen groeien, sliepen
van oordop tot teen, wij liepen
op gras van het kerkhof, op rode aarde
langs de snelweg
een vrouw droeg
tientallen bananen op haar hoofd
en draaide haar kont in mijn kruis
wij verkleedden ons in schaterlach
die vraagt om tandenborstels
en een slok gekookt water
in de beek waste men auto's
gedicht zonder
einde van de wereld
ik wandel over een weg van
vissen
maar bukken komt er niet van
ik wandel door een containerstraat
op zoek naar een huwelijkspartner
ik wandel door een supporterstrein
voor een gratis carnavalsgezicht
ik wandel tot ver voorbij
de komma
door mijn verzamelde renteberichten
ik wandel langs de rand van
de stad
en vind voetstappen in plaats van weiland
ik wandel met een advocaat
die gelukkig
mijn graf wat verder weet te praten
ik wandel van woonplaats naar
geboortedorp
en praat op de terugweg in lettergrepen
ik wankel voordat het fotoalbum
wordt opgerekt tot speelfilm met pauze
ik wankel als een tijdstiller
die het wateroppervlak doorbreekt
ik wankel van meerdere kanten
aan
tegen het begrip kiezersbedrog
ik wankel maar door een wal
van woorden
houd ik mij staande tot het einde van de wereld
the missing link
dat moet dan onschrijfbaar
een lamp die schijnt opeten
alsof zonder handtekening
de vingerafdruk in stof
is vermomd
als natuurspons
op de plaats van hersens
in de slangekuil
de wond waakt
de belt huilt
een menselijk
lege wereld, er
kan geen lamp meer uit
gevaar vliegt in vrouwen
met vlezige trommeltjes
carnaval der ambulances
en en minder
vervangbaar
zout naar de zee
wereldbrandt
elke atlas is verouderd, wie
een boek
koopt leest het zelden, de krant door
het journaal vervangen, oordoppen
waken over de nacht
sterren tellend niet tot honderd
komen
beugelflessen die de klok veranderen
naar het ritme van het bloed, wijzers
raken zoek, (....), (....), (....)
de een gebruikt een bijl,
de ander schiet
in vuur en vlam en moordt
ROB BEKKER
"Speel met alle zinnen"