terug

Alleen haar neus. Haar neus werkte heel goed. Telkens als ze echt leek weg te vallen, was er weer die weeë geur van dat bruine lichaam, dat enorm hete lijf dat het hare overspoelde alsof het tien keer groter was.
Dat zware lichaam op haar buik, rug, overal. Tanden, lippen, op en in haar armen, schouders, borsten, dijen, overal die knedende handen. Haar lichaam was niet meer van haar, het was een slappe stropop dat hij wentelde zoals hij beliefde. Op haar zij, op haar rug, op haar buik, steeds andere standen en steeds weer die pik in haar met zoveel verschillende bewegingen dat ze haar kut niet meer kon voelen, als ze het al zou hebben gewild. Steeds weer dacht ze dat het afgelopen was, dat hij sliep, maar daar draaiden die armen haar weer naar hem toe, begon weer dat onderlijf ergens tegen haar lijf te duwen en was daar die pik, oneindig en fel alsof hij nooit meer zou ophouden.
Toen dat toch, na hoelang, hoeveel uren? gebeurde, drong het eerst nauwelijks tot haar door. Ze durfde het niet te geloven, verwachtte al dat ze zo weer in een andere houding gedraaid zou worden, weer verdoofd vooral die geur zou waarnemen.
Langzaam werd ze zich bewust van de zware, trage ademhaling naast haar. Een hand rustte op haar heup. Als een schroeivlek.
Toen ze haar ogen eindelijk opsloeg, bemerkte ze dat het roze licht verbleekt was in het schijnsel van daglicht.
Het duurde nog heel lang voor ze durfde bewegen.
Heel, heel voorzichtig probeerde ze weg te glijden onder de hand op haar heup.
Hij kreunde. Ze lag weer als verstijfd. Een eeuwigheid later probeerde ze het nog eens. De hand viel naast haar.
Ze rolde voorzichtig weg, uiterst alert op elke kraak van het bed, elke verandering in de ademhaling naast haar.
Langzaam, oh zo langzaam, durfde ze eindelijk het bed uit te stappen. Sliep hij echt?
Met ingehouden adem deed ze minuten over elke beweging, elke handeling om haar kleren aan te trekken.
De sleutel lag op het nachtkastje. Naast hem.
Het kostte haar al haar kracht de moed op te brengen daar naartoe te lopen. De la was een stukje open. Iets zwarts herinnerde aan de verlammende bedreiging die er vanuit ging. Ze dorst er nauwelijks naar te kijken. Overwoog het beet te pakken, maar was te onbekend met hoe dat zou voelen, wat er mee aan te vangen.
Behoedzaam liep ze achteruit, met de sleutel. Hij kreunde, opende zijn ogen en graaide naar het laadje.
Verbijsterd staarde ze terug.
Maar hij toonde een klein, voldaan glimlachje en sloot zijn ogen.
Zo snel mogelijk draaide ze de sleutel in het slot,
NÜ! besloot ze, nog steeds niet gerust op wat komen ging.
Ze was uiterst verbaasd te merken dat de deur open kon, weer achter haar sloot zonder een geluid te maken.
Haar hart leek wel een reiswekker van twee meter.
Bij elke trede verwachtte ze een dreigende mannenstem, bij elke deur die ze passeerde dat er iemand voor haar ging staan...
Beneden gekomen dacht ze even te hallucineren; de buitendeur stond open... En de deur van de kamer waar gepokerd was...
Een val! Dit is een val! Zodra ik er heen loop, komt er iemand uit die kamer en grijpt me vast!
Maar als ik hier blijf staan, gebeurt dat zeker, drong toen tot haar door.
Ze rechtte haar rug, haalde diep adem en begon te lopen. Op haar voorvoeten, zo ver mogelijk langs de kamer vandaan.
Haar blik strak vooruit, passeerde ze de kamer...
"Je bent er vroeg bij," klonk de stem van de bontjas.
Doorlopen! Gewoon doorlopen! bedacht ze.
Nog drie, twee, grote passen...
Ze stond buiten.
Vol ongeloof dat dat zomaar kon.
Pas toen ze drie hoeken omgehold was drong het tot haar door dat echt niemand haar zou tegenhouden...

"Een paar dagen later was ik op de redactie van mijn krant, niet begrijpend waarom mijn stuk nog niet geplaatst was. Was de stijl niet goed? Moest ik er wat aan veranderen? Je gelooft het niet Pim;
Ik moest bij de hoofdredacteur komen. In zijn kleine kantoor was ook de hoofdcommissaris aanwezig. Samen legden ze me fijntjes uit dat het stuk niet geplaatst kon worden omdat het teveel onrust zou veroorzaken. Het ging maar om een paar meiden, de politie zou wel zorgen dat het daarmee weer goed kwam.
"En Arnhem dan! Het spijkerkwartier?! Heb ik dat allemaal voor niks meegemaakt?!"
Dat ze me op die manier vogelvrij verklaarden kwam toen nog niet eens in me op. Net zo min als dat ik het hogerop had kunnen zoeken. Mijn verhaal ook ergens anders kon proberen aan te bieden. Op de een of andere manier had het idee dat het een slecht, niet onderbouwd stuk was, postgevat door de opmerkingen van beide heren. Misschien was dat ook wel zo, maar had ik dat met mijn techniek van nu of toen met wat hulp van een van de redacteuren toch tot iets prima's kunnen smeden.
Maar het ergste was dat het nog twee jaar zou duren voor er een verhaal over heroïneprostitutie gepubliceerd werd. Dat artikel in de Volkskrant veroorzaakte inderdaad een golf van opwinding. Maar toen ging het al om honderden meiden, alleen al in Amsterdam...."
"Je was jong..." zei Pim.
"Is dat een goede reden om te vergoelijken? Vergoelijkt dat ook de stompzinnigheid van die twee heren?"
Na ruim twintig jaar sloeg de verontwaardiging weer toe. En de onzekerheid. Waarom had ze eigenlijk geen kopie van dat stuk? Had ze dat stuk eigenlijk ooit wel geschreven? Of had ze er alleen maar over gepraat? Maar dit soort twijfels sprak ze niet uit. Haar herinnering op dit soort feiten checken zou elke zekerheid onder haar wegslaan, dan zou ze gaan denken dat ze die ontvoering alleen aan haar naïviteit en gebrek aan assertiviteit te danken had. Dat ze toentertijd, mede door de hashish, gewoon gek geweest was, in een fantasiewereld leefde...
Maar ze had voor diezelfde krant toch ook verslagen van Indiaase concerten geschreven? Dat ze daarnaast een specialisatie uitoefende, de specialisatie onmogelijke opdrachten, zou niemand anders geweten hebben dan zij, als ze gek geweest was...
Maar dan zou ze ook niet van de hoofdcommissaris een truc hebben geleerd om zonder geld vanuit een telefooncel de politie om assistentie te kunnen vragen....
"Gek he, ik ben vergeten hoe dat ook weer ging."
"Je moest zeker draadjes aan elkaar verbinden?"
"Nee natuurlijk niet, ik hoefde niks te slopen. Daar zou je weer gereedschap voor nodig hebben gehad. Het was een bepaalde manier van nummers draaien, een heel speciaal nummer, waarvan je dus ook moest beloven het aan niemand te vertellen."
"Heb je het vaak gebruikt?"
"Niet dat ik weet... Ik had ook weinig vertrouwen in die lui.
Eén keer heb ik prima assistentie gehad. In Amersfoort. Of was het Apeldoorn?"

Ze zat in een taxi in Amsterdam. Haar portemonnee was gerold en nu nog wist ze zich niets meer te herinneren van wat daarvoor was gebeurd. Wel dat ze zich in het nachtleven had gestort. Haar onuitputtelijke bron van informatie.
In haar eigen woonplaats had ze het gevoel een dubbelleven te leiden.
Overdag met de hippies, de provo's, de alternatieve subcultuur. Met stickies, sapjes en veel muziek.
's Avonds de nachtclubs. Waar de portier haar begroette met "Hai princess" en ze op handen werd gedragen door de rijkste schurken in de stad. Waar ze de show stal door haar ongegeneerde, bedreven en vooral gedreven manieren van dansen. In minijurk en met rode wangen van opwinding, waardoor haar grote ogen nog meer schitterden. Ze was er de vrije meid, die naar bed ging met wie ze zin had. Het buitenbeentje dat opviel door emancipatie en eruditie. Waar veel invloedrijke mannen graag mee spraken, waar soms zelfs strijd over gevoerd werd wie het recht had haar als zijn protégée te beschouwen. Geld had ze tijdens die nachten ook eigenlijk nergens voor nodig. Haar handtas hoefde alleen wat make-up en een kam te bevatten, die ze veelvuldig op het toilet hanteerde, want ze was al zo aan die wereld aangepast dat ze zeker wist dat haar beste wapen haar eigen uiterlijk betrof.
Een uiterlijk wat de basis vormde waarop ze overal makkelijk geaccepteerd werd. Haar ontbreken van vragen deed de rest. Ze hoefde alleen te luisteren en de oneindige voorraad drankjes met een glimlach te accepteren, met een stralende lach of juist heel ingetogen het glas te heffen op de gever, niet bij uitzondering de eigenaar van het etablissement. En te wachten tot ze weer aan iemand werd voorgesteld, of die zichzelf aan haar opdrong.
Na sluitingstijd ging ze nog vaak mee naar een steevast met veel pluche ingerichte omgeving. Vertrok er doorgaans weer voor de alcohol echt agressieve stemmingen teweegbracht of andere stemmingen vroegen om invulling. Wat vrij eenvoudig ging, omdat er altijd wel een man was die er veel voor over had even met haar alleen te zijn, een nachtkroeg of een vroeg restaurant voor de eerste kop koffie en een zeer hartig ontbijt was dan meestal snel gevonden. Dan was het dag en de gewoonste zaak van de wereld dat ze op een gegeven moment vrolijk opstapte, haar andere leven een honderd meter verder weer oppakkend. Ondertussen boordevol informatie waarvan ze hoopte ooit iets zinnigs mee te kunnen doen.
Zo moet het die nacht ook in Amsterdam zijn gegaan.
En ze moet benevelder zijn geweest dan ze in de gaten had.
Pas in die taxi werd ze nuchter.
Taxi's en de onderwereld vormden ook vaak zo een geheel, dat ze uiterst verbaasd was te merken dat deze man haar verhaal niet pikte.
In plaats daarvan zette hij haar af bij het gebouw van de Telegraaf.
"Doe daar je verhaal maar," zei de taxichauffeur. "Dan heb je de volgende keer centen om je taxi van te betalen."
Hij had wel genoegen genomen met haar prachtige roodleren kalfsetui, waaruit ze vergeten was allerlei notities, nota's en visitekaartjes te halen.
De Telegraaf, misschien geen slecht idee, bedacht ze.
Maar toen ze na een korte informatie bij de nachtportier werd doorverwezen, had ze er al spijt van. Of was deze roodharige, gluurderig uit zijn ogen kijkende riooljournalist in feite haar collega? Misschien had ze zelfs nog wel willen overwegen haar verhaal aan hem over te doen, als hij niet vrijwel onmiddellijk was begonnen op te snoeven over alle ruimte die hij op de showpagina kreeg. "Daar smullen de mensen toch van?!" zei hij met een big smile terwijl zijn ogen haar uitkleedden. Z'n voorstel dat ze samen wat konden drinken hoorde ze nog maar half met de deur al bijna achter zich dichtgesmeten.

Ze was wel zo thuis in de nachtelijke wereld van de journalistiek, dat ze op haar instinct het drukste café in de buurt vond, niet precies wetend wat ze er verwachten kon, aangezien ze wel namen, maar weinig gezichten kende.
Staande in de menigte prikte iets even fel in haar dijbeen.
Ze keek snel om zich heen, maar zag nietszeggende, of juist haar verlekkerd aankijkende gezichten. "Zeg t es, wijffie..." zei een man naast haar.
Ze vloog de kroeg uit.
Wandelde sneller dan ze ooit gelopen had op goed geluk naar de rand van de stad. "Oh, zo ziet het Ajax-stadion er uit," constateerde ze over de bij beginnende dageraad grauwe steenhopen.
Even later stak ze haar duim op bij de eerste de beste weg die buiten de stad leek te voeren.
Een grote witte vrachtauto stopte.
"Bedankt, goedemorgen," mompelde ze en hees zich op de passagiersplaats. "Ga je richting Ouderijn?" vroeg ze.
"Zeker."
"Mooi".
Ze wisselden geen woord, wat haar de mogelijkheid gaf toe te geven aan een opkomend gevoel van slaap. Ze schrok uit haar dommel omdat in het vage vat van verwerking ineens iets te binnen schoot... De vrachtwagen was volledig wit, vertoonde geen enkele reclame...
"Speciale waar achterin?" vroeg ze zo vriendelijk mogelijk.
"Mm," zei de chauffeur en keek haar met een grijns aan.
"Maar je bent Ouderijn al voorbij?!" merkte ze ineens op.
"Je lag zo lekker te slapen," grinnikte de man.
Maar aan het bord dat de weg naar Apeldoorn aangaf leidde ze af dat ze Ouderijn nooit bereikt konden hebben.
"Je hebt zeker nog een lange rit voor de boeg?" probeerde ze.
"Zeker."
Duitsland.
Dat was ook de bestemming van de waar ze die nacht achteraan was geweest.
Ze checkte nog een keer af.
"Ik ben zo wel erg uit mijn route. Kun je me bij de volgende afslag afzetten?"
"Dat lijkt me niet erg verstandig."
"Heb je een beter voorstel?"
"Ik neem aan dat je gewoon met mij meegaat. Wel zo verstandig."
"Okay," zei ze.
Bij het eerste verkeerslicht aan de rand van de stad had ze de deur genoeg bestudeerd om hem in een paar snelle handelingen open te gooien.
In één ren vloog ze richting centrum van het stadje.

Op de markt daar waren kooplui druk bezig kramen op te richten.
"Ha wijffie, je ziet eruit of je wel met mij een bak koffie wilt drinken!" riep er een.
De man kwam uit de hemel gevallen. Door zijn opmerking draaide ze zich om en stond oog in oog met de ingang van het politiebureau.
In een paar woorden maakte ze zich bekend en meldde de net de stad gepasseerde smokkelauto.
Terwijl anderen aan de slag gingen, vertelde zij onder een kop koffie zo veel als ze wist.
"Maar ik voel me steeds raarder en niet door gebrek aan slaap," meldde ze. "Ik denk dat ik heel dringend moet weten wat er in die prik zat."
Wachtend op een neuroloog in het ziekenhuis werd ze aanvankelijk door een agent gezelschap gehouden. Tot hij aan de telefoon werd geroepen. "Je had gelijk, en we hebben geluk," meldde hij en zwaaide even vluchtig. "Sterkte," riep hij nog.
De neuroloog kende ook de vreemde, rode bobbeltjes op de licht gezwollen huid van haar dijbeen niet. "Ik zal een bloedtest moeten laten doen, maar voor we de uitslag weten kan nog dagen duren. Hoe voel je je verder?"
"Wat licht in mijn hoofd."
"Ik denk dat het goed is geweest dat je niet bent gaan slapen.
Als je wilt kan ik een bed voor je vrij laten maken. of...?"
"Het gaat wel," deed ze stoer.
"Blijf hier nog maar liggen, ik moet naar mijn patiënten, maar je kan ook die verpleegster vragen als je wat nodig hebt."
Ze dankte hem, maar besloot na een half uurtje dat ze het wel gezien had. De bobbeltjes bleven hetzelfde en zo ook haar psychische gesteldheid. De verpleegster raakte bijna in paniek, dreigde het halve ziekenhuis te mobiliseren.
"Het is mijn lijf, ik voel het zelf het beste, heus, het gaat wel. Bovendien heb ik afspraken vandaag."
"Maar wij moeten wel het politiebureau bellen, want zij hebben ervoor gezorgd dat u hier kwam."
"Prima".
Verblufte verpleegsters, waaronder de eerst verantwoordelijke hoofdschuddend, keken haar na.
Op de een of andere manier echter, was ze uren later nog steeds in hetzelfde stadje. Ze had het idee in kringetjes te draaien, maar het kon haar weinig schelen. De zon scheen en haar eigen humeur was al net zo stralend. Met dikke glimlachen keek ze de mensen aan, die soms wat aarzelender, maar vrijwel allemaal vriendelijk teruggroetten. Zodat ze aan zelfoverschatting ging lijden.
Zoete prikkelende geuren uit een Chinees restaurant herinnerde haar eraan dat het uren geleden was dat ze gegeten had. Warm lunchen bij een Chinees restaurant was haar niet vreemd, maar onder de tomatensoep annuleerde ze de loempia. De daarvoor in de plaats komende eenpersoons rijsttafel wekte nog meer bevreemding dan haar solo-optreden al meteen na binnenkomst haar het gevoel had gegeven niet echt welkom te zijn. Pas later zou het tot haar doordringen dat haar frivole en inmiddels tamelijk besmeurde minijurk daar ook debet aan was geweest. Er was druk overleg aan de balie, recht tegenover haar aan het andere uiteinde van de wat pijpelaar-achtige eetgelegenheid.
"Als het zo moeilijk ligt, wil ik die loempia er ook best nog bij hoor."
De 'gerant' kwam forsend op haar af. Voorzichtig vroeg hij of ze vast kon betalen.
"Waarvan?" lachtte ze. "Je ziet toch dat ik geen handtas bij me heb. En zakken zitten hier ook niet in." Ze proestte bijna om zijn onthutste gezicht.
"Mevrouw, als u niet kunt betalen zijn we genoodzaakt de politie te bellen."
"Doe dat," zei ze. Het leek haar een prima oplossing om uit dat kringetjes draaien te komen.

De agenten waarbij ze in de auto stapte, had ze die ochtend nog niet gezien. Het werd ook niet helemaal duidelijk of ze haar verhaal kenden. Zelfs niet of ze haar verhaal geloofden.
"Hebben jullie die vrachtwagen nog te pakken gekregen?" vroeg ze.
"Welke vrachtauto?"
"Die met smokkelwaar waar ik per ongeluk in zat."
"Ik weet niks van..." begon de ene agent, maar de ander ging door hem heen: "We volgen hem, je snapt.."
"Ik denk dat het 't beste is als we je de stad uitzetten," begon de ander weer.
"Prima," zei ze.
"Heb je geld bij je?" vroeg de toeschietelijkste van de twee.
"Als ik wist waar dat gebleven is..." grinnikte ze.
Voorbij de gemeentegrens werd ze overgeheveld naar een volgende politieauto, met bevoegdheden binnen andere gemeentegrenzen, toevallig ook van haar woonplaats.
De rit werd in stilzwijgen voortgezet.
"Bedankt he jongens" riep ze uitgelaten toen ze een paar huizen van haar eigen voordeur vandaan werd afgezet.
"Je zorgt toch wel dat we je niet terugzien he?!" raadde een van de agenten aan. "We zijn geen taxibedrijf!"
"Gelukkig niet!" grinnikte ze.

"Je hebt nog meer van dit soort verhalen he", zei Pim.
"Yep.
Maar ik zal je oren niet verder vermoeien.
Dank voor je liefdevol luisteren.. er is weer een pak van mijn hart nu ik dat met jou heb kunnen delen."

Maria Squaw
1990-2002