is een begrip afkomstig uit het Tibetaans boeddhisme en is daar de wereld waarin de uit het lichaam getreden geesten ronddwalen tussen het ogenblik van de dood en dat van de wedergeboorte. Het Bardö Thödol, in het Westen bekend als het Tibetaanse Dodenboek, is het heilige boek dat deze tussentoestand beschrijft.
Het geschrift
verdeelt het Bardö in zes fasen welke de ziel doormaakt alvorens
te reïncarneren:
1. Geboortebardö
2. Droombardö
3. Meditatiebardö
4. Het Bardö van de Dood
5. Het Bardö van de Werkelijkheid
6. Het Bardö van de Nieuwe Geboorte
Het Bardö
Thödol spreekt over een periode van 49 dagen dat een ziel
in het Bardö verblijft. Verspreid over die periode worden
door de levenden de ceremoniële gebeden voor de doden gezegd
en de stadia van de overgang van de gestorvene van het ene leven
naar het andere wordt gedurende die periode door hen in gedachten
gevolgd.
Sommige geleerde Tibetanen beschouwen het Bardö echter niet
als een bestaande plaats, maar als een soort hallucinaties, ontstaan
door voorstellingen, die in het bewustzijn van de overledene opkomen.