Zijn instrument is voor een musicus van cruciaal belang. Het is natuurlijk niet zo dat een goed instrument goed spel garandeert, maar een goed bespeeld instrument van grote klasse is een wereld van verschil met een van middelmatige of zelfs redelijk goede kwaliteit. Vooral voor strijkers is de markt voor goede instrumenten echter al een hele tijd 'bedorven'. Om materiaal te kunnen kopen dat zelfs maar in de buurt van de top komt moet namelijk grof geld worden betaald. Niemand zal ontkennen dat de violen, alten, celli en ook contrabassen van bouwers uit het Italiaanse Cremona als Antonio Stradivari (1644- 1737), Guarneri en Nicolo Amati inderdaad tot die top behoren, hoewel zo'n oeuvre natuurlijk niet uitsluitend uit hoogtepunten kan bestaan. Inmiddels is de naam van goede bouwers en dan vooral die van Stradivari genoeg om voor een van diens overgebleven 650 (!) instrumenten een astronomische bedrag te kunnen bedingen. Gevolg is dat vooral de violen van gebruiksvoorwerpen in beleggingsobjecten zijn veranderd en in plaats van bespeeld in kluizen bewaard worden. Een treurige ontwikkeling. Waardoor de gemiddelde kwaliteit van de produkten van Stradivari en andere bouwers uit Cremona zo hoog ligt is moeilijk na te gaan. Sommigen zeggen dat het aan het superieure hout, gekapt in de nabije omgeving, ligt. Maar zo'n bewering zou neerkomen op de hierboven al verworpen stelling dat goed materiaal een goed resultaat garandeert. Dat weerhoudt de zeer jonge pianobouwers Fazioli in Italië er echter niet van hun vleugels de hemel in te prijzen met onder anderen het argument dat zij hetzelfde (nou ja) hout gebruiken als de befaamde vioolbouwers indertijd. Hoe dan ook, het lijkt erop dat we hier te maken hebben met eeuwig zingende bossen.
In licht van de vaak financiële onbereikbaarheid van topinstrumenten zijn de activiteiten van het Smithsonian Institute in Washington ongelooflijk waardevol. Het Instituut bezit namelijk een aantal Stradivari-instrumenten en laat die ook daadwerkelijk bespelen. Bij Sony zijn inmiddels verscheidene cd's verschenen waarop de ensembles L'Archibudelli en de Smithsonian Chamber Players deze Stradivarii tot klinken brengen. Ik besprak al eens eerder de Octetten van Gade en Mendelssohn en ook de Bach solosuites door Bijlsma zijn in NoPapers aan bod geweest. Nu is een cd uitgebracht die niet alleen vanwege de gebruikte instrumenten buitengewoon interessant is. Het betreft namelijk composities van de Franse Auguste Franchomme (1808-1884). Cellisten onder de lezers zullen waarschijnlijk wel van hem gehoord hebben, want deze componist heeft tal van werken aan het repertoire voor zijn instrument toegevoegd.
Samenwerking
Om kopers over de streep te trekken (denk ik) heeft Sony ook de
naam van Chopin uitdrukkelijk op de cd vermeld. Die biedt nog enige houvast.
De vrucht van een nogal ongewone samenwerking tussen beide componisten
in de vorm van een Grand Duo Concertant sur des thèmes de 'Robert
le Diable' (met thema's uit de eerste opera van Meyerbeer) staat namelijk
in het 'hart' van de opgenomen werken. Het is een stuk voor cello en klavier
waarvoor Franchomme respectievelijk de ene en Chopin de andere partij schreef.
Een echt virtuozenstuk vol bravoure en 'grote gebaren, vooral natuurlijk
voor de cello. Na een lange, inderdaad concertante inleiding van het klavier
volgt een uitgebreide samenspraak - het hele stuk duurt ruim twaalf minuten
- met ook heel intieme momenten. Wat opvalt is de perfecte timing van cellist
Anner Bijlsma en pianist Lambert Orkis. Mede door het gebruik van 'periodeinstrumenten'
is een vanzelfsprekende balans ontstaan. Niet een stuk dat overrompelt
door zijn meesterschap, maar dat herhaald beluisteren meer dan waard is
al was het alleen vanwege het eigene van Chopin dat toch onmiskenbaar in
die pianopartij aanwezig is. Ik had het over periode-instrumenten. Na bovenstaande
inleiding zal het de lezer niet verbazen dat Bijlsma een Stradivarius bespeelt.
Om precies te zijn de Servais, genoemd naar de Belgische virtuoos Adrien-François
Servais, die de cello van 1850 tot 1866 bezet. Naast de 'Duport' Stradivarius,
die Franchomme zelf ooit bezat en nu door Rostropovitsj bespeeld wordt,
beschouwt men de Servais als de beste cello uit het oeuvre van deze bouwer.
Het neusje van de zalm dus. Begrijpelijk, want de klank van de Servais
'grows on you', zoals de Britten dat zo mooi uitdrukken. Ik begon dat beetje
hese, nasale en toch ook open geluid in elk geval steeds mooier te vinden.
Het heeft iets ondefinieerbaar aantrekkelijks. Dit natuurlijk niet zonder
de hand van de meester, die Anner Bijlsma natuurlijk op dit instrument
is. Ook de hier gebruikte pianoforte heeft een verhaal. Deze Érard
vleugel uit Londen werd in 1854 door de Engelse koningin Victoria besteld
voor haar echtgenoot Prins Albert. Een jaar later kwam het instrument in
het toen net voltooide Balmoral Castle te staan, waar het zelden of nooit
werd bespeeld maar wel goed onderhouden. In 1991 kocht het Smithsonian
de vleugel, die hier nu voor het eerst op cd is te beluisteren. De klank
is opvallend evenwichtig met prachtige bassen en een doorzichtige, maar
niet 'tingelige' discant. Lambert Orkis bespeelt de vleugel naar gelang
noodzakelijk discreet of met flair. Hij kan in sommige stukken van Franchomme
(Caprice opus 7 nr. 2...) echter niet verhullen dat de begeleiding soms
wel erg rudimentair en voorspelbaar is.
Chopin
Zoals gezegd was Auguste Franchomme cellist. Hij had veel talent
hetgeen mag blijken uit het feit dat hij na drie jaar op het conservatorium
in Lille, waar hij geboren was, na het eerste jaar op Parijse conservatorium
meteen de eerste prijs behaalde. Hij was toen 18 jaar oud. Intussen speelde
hij al in orkesten; later ging hij zich meer bezighouden met een carrière
als solist en in de kamermuziek, met lesgeven en componeren. Zijn spel
werd indertijd gewaardeerd door een vooraanstaande man in de muziek als
Fétis, zijn muziek en met name het al genoemde Duo door Schumann.
Franchomme was langdurig bevriend met Mendelssohn, maar zijn innige vriendschap
en samenwerking met Chopin heeft zeer waarschijnlijk in aanzienlijke mate
bijgedragen aan de belangstelling voor Franchomme. Beide componisten leerden
elkaar in 1831 kennen en de vriendschap heeft geduurd dat Chopins dood
in 1849. Het Grand Duo ontstond zeer waarschijnlijk in 1833. Behalve de
samenwerking leverde het contact met Chopin ook bewerkingen op. Hij maakte
onder anderen een transcriptie voor orkest van de piano sonate opus 35
in bes en versies voor cello en piano van verschillende nocturnes die oorspronkelijk
voor piano solo waren. De Nocturne in G (track 3) is daar een voorbeeld
van. En hoewel het heel goed kan en klinkt, zat ik in het begin toch enigszins
verward te luisteren omdat ik het origineel zelf vaak genoeg gespeeld heb,
en dan word je door zoiets - heel bekend, maar toch anders - toch even
op het verkeerde been gezet.
Franchomme heeft nogal wat voor cello geschreven. Maar ook voor twee celli, hoewel tegenwoordig voor studiedoeleinden vaak een partij wordt weggelaten. Hoe jammer dat is, blijkt op deze cd, waar een drietal van deze stukken, Caprices, zijn opgenomen. Twee van die lage instrumenten samen kan onbedoeld komische effecten geven à la de werken voor twee contrabassen van Dragonetti. Het is natuurlijk niet voor niets dat Saint-Saëns in zijn Carnaval des animaux de olifant parodistisch neerzette door een contrabas vertraagd een wals van Chopin te laten spelen. Deze duetten van Franchomme hebben echter hun eigen charme, juist door hun donkere kleur en de plezierige sensatie dat er letterlijk haren op snaren worden gezet. Op deze cd zijn de eerste en laatste nummers thema's met variaties voor een strijkkwintet met een prominente rol van cello. Die ensembles klinken prachtig, al die Stradivarii. Vooral de contrabas voorziet in een plezierig warme en donkere basis, de musici op de andere instrumenten spelen met verve. De levendige en toch sonore klank en aanstekelijk spel maken van deze variaties snoepjes die je telkens weer wilt uitpakken. Bijlsma vertoont zingend het ene technische hoogstandje na het andere. Kortom, heerlijk om te beluisteren op momenten dat spontaniteit en klank voorop staan en heel serieuze muziek even niet gewenst is. De uitgebreide documentatie in het bijgeleverde boekje maakt deze Franchomme-cd tot een produktie die elke toets der kritiek kan doorstaan. Sterker nog: wie op zoek is naar iets nieuws kan zich laten verrassen door deze componist van wie nog niets eerder op cd uitkwam.
PRISKA FRANK