Het gebeurt me nogal eens dat ik bij de muziek van Sergei Prokofiev aan Francis Poulenc moet denken (en andersom). Wie luistert naar de tweede vioolsonate van de Rus en de fluitsonate van de Fransman, zal misschien begrijpen wat ik bedoel. Beide sonates kennen een sereen openingsthema dat licht melancholisch zingt boven een rustig golvende pianobegeleiding. En ondanks de melancholie getuigt de muziek van geluk en levenskracht. De harmonieën stemmen overeen in hun rijkdom en warmte en van beide openingsdelen is de melodie van een grote lyrische schoonheid. En de parallel houdt niet op bij dit ene deeltje. Het eerste deel van Prokofievs eerste strijkkwartet is qua thematiek net zo bruusk en hoekig als, om maar iets te noemen, het derde deel van Poulencs vioolsonate. De harmonie is net zo speels en provocerend en de lengte van de beide motieven is haast geheel dekkend op elkaar te leggen.
Maar de overeenkomsten houden ergens op, en vrij plotseling. Prokofiev toont een grotere ernst, zijn Russisch temperament, met een voorkeur voor donkere kleuren. Poulenc blijft sprankelend, ironisch en op zijn tijd wordt hij zelfs lichtzinnig. Zijn palet kent minder kleuren dan dat van Prokofiev, maar hij lijkt ook met minder toe te kunnen. Poulenc kent weliswaar ernstige en zelfs religieuze momenten, maar een vrolijk lied gaat hem boven alles. Prokofiev daarentegen heeft een verhaal te vertellen en waar Prokofiev nog moet beginnen met het relaas in zijn pianosonates en het diepgaande derde deel van het eerste strijkkwartet, zwijgt Poulenc.
Zonder de een boven de ander te willen stellen, kan men wijzen op de enorme fantasie en muzikale rijkdom die opklinkt in de zo verschillende werken van Prokofievs oeuvre. Die rijkdom wordt eens te meer bewezen op twee recent uitgekomen CD's, de één met twee strijkkwartetten en de Overture on Hebrew Themes, en de ander boordevol pianomuziek. Wie de beide uitgaves achter elkaar beluistert, staat versteld van de keur aan stemmingen en ideeën die in deze muziek tot uitdrukking worden gebracht. De strijkkwartetten kenmerken zich door een soms bijna onbeteugeld temperament, terwijl in de pianomuziek veel meditatieve ogenblikken te horen zijn, afgewisseld met parelend passagewerk en vrolijke ritmes. De kwartetten bevatten folkloristisch aandoende frasen, terwijl de derde pianosonate bijvoorbeeld weer getuigt van een diep persoonlijke taal.
De strijkkwartetten en de Overture on Hebrew Themes verschenen op CD bij Hyperion, uitgevoerd door het Coull Quartet, met in de Overture assistentie van Angela Malsbury op klarinet en David Pett it achter de piano. De gedachte om de strijkkwartetten te combineren met de Overture lijkt mij zeer gelukkig, omdat de Overture, met zijn stemmige joodse folklore, uitstekend aansluit op met name het tweede kwartet waarin Prokofiev leunde op volksliederen uit de Kaukasus die ook een sterke ritmiek kennen. Er wordt levendig gemusiceerd door het Coull Kwartet. Dit is muziek die je niet anders kunt spelen dan volstrekt zonder voorbehoud en het Kwartet laat zich ook van begin tot eind van zijn energiekste kant horen. De musici anticiperen uitstekend op de sterke contrasten in emotie en dynamiek en het samenspel is zo hecht dat de interpretatieve barrières eenvoudig genomen kunnen worden. De toonvorming en strijktechniek van de leider Roger Coull zijn bepaald "ruig" te noemen, maar dat vind ik hier een groot pluspunt. Het lijkt me namelijk dat je deze muziek ook te perfect kunt spelen, waardoor het gevaar van steriliteit ontstaat. Dat gevaar loopt dit Kwartet niet, vooral ook omdat Coull bij zijn medespelers een gelijke mate aan enthousiasme en Sturm und Drang weet los te maken.
Het door mij al genoemde eerste deel van het eerste kwartet wordt furieus ingezet en de verwerking van het materiaal getuigt van een niet aflatende energie en concentratie. Het Andante zou misschien wat meer kunnen ademen, door in tempo-nuances de grillige structuur beter te doen uitkomen, maar die kritiek doet niets af aan de spanningsboog die het Kwartet hier weet op te bouwen. Verrukkelijk is het tweede kwartet, dat vaker gespeeld zou moeten worden op de concertpodia - en het liefst zo goed als het Coull Kwartet het hier doet. De hoekige ritmes, krachtig neergezet en afgewisseld met momenten van hemelbestormende lyriek, laten de luisteraar ademloos achter. Ik kan niet anders dan een spoedige beluistering van harte aanbevelen.
Veel opnames van deze twee strijkkwartetten zijn er niet, dus we boffen met zo'n volwaardige toevoeging aan de bestaande interpretaties. De toegift, de Overture on Hebrew Themes, wordt in een kalm tempo neergezet. Iets sneller had zeker geen kwaad gekund, al sluit de ingetogen atmosfeer uitstekend aan op het slepende ritme. Het accelerando en het krachtige accoord aan het einde bewijzen het gelijk van degene die dit stuk graag wat pittiger zou willen horen. In dat geval zou de finale beter op zijn plaats vallen. Toch verdient deze interpretatie, die opklinkt als vanuit het schemerduister, alle respect en aandacht. Dit opdrachtwerkje, dat Prokofiev in anderhalve dag voltooide, krijgt door deze musici alle zeggingskracht mee die er qua potentie in besloten ligt.
De opname van deze CD is warm van klank. Sommige ritmes had ik graag wat helderder horen uitkomen, maar daar staat tegenover, dat bijvoorbeeld de cello bijna ideaal is geregistreerd (en daaraan wil het nogal eens schorten bij de opname van kamermuziek). De Ouverture heeft een erg mooie balans in de instrumenten meegekregen, waarbij de piano echter wel wat omfloerst blijft. Dat lijkt bij deze uitvoering nauwelijks een bezwaar, en ik kan alleen maar aanraden om deze lezing uit het werk van Prokofiev zonder voorbehoud tot u te nemen.
Een ander facet van Prokofievs meesterschap is te horen op een nieuwe CD van Chandos, in de serie van het complete pianowerk, verzorgd door Boris Berman. Dit is de zesde aflevering, met de derde sonate, de Pensées opus 62, drie stukken uit Assepoester opus 95 en de Tien stukken opus 12.
In feite valt de CD uiteen in drie delen: de sonate en de Pensées onderscheiden zich onderling èn van de rest in hoge mate. Een ordening naar stijl en mate van diepgang was in deze serie misschien beter geweest, maar Berman weet gelukkig zeer goed die ene scheppende hand achter de verschillende werken te laten horen. De derde sonate, met zijn wervelende Allegro tempestoso, speelt Berman met de nodige "drive", zonder echter onbeheerst te worden. Hij blijft dicht bij de partituur en laat alle geheime hoekjes en gaatjes in deze muziek zien. Hierin toont hij zich trouwer aan de meester dan Andrei Gavrilov, die zelf nogal eens met de eer probeert te strijken. Gavrilov is de ideale pianist voor de concertzaal, Berman is de pianist voor...de eeuwigheid. Het is ongelooflijk knap hoe Berman zichzelf weet weg te cijferen, of het nu om de onstuimige sonate, de vervreemdende Pensées of de charmante voordrachtstukken van opus 95 en 12 gaat. Luister naar de beroemde Prelude uit Opus 12, luister naar de beschouwende liefde waarmee Berman de Assepoester-stukjes benadert. Het is bepaald niet eenvoudig om èn de technische klippen te nemen èn de voor Prokofiev benodigde "objectiviteit" te bewaren. Niet zelden vluchten pianisten in rubato's en flinke scheuten pathos, terwijl deze muziek dàt nou net niet nodig heeft. Des te groter is de verdienste van Berman, die, wat mij betreft, voor Prokofiev is, wat Perlemuter is voor Ravel: de ideale vertolker. Koppel daaraan een perfecte opname, rond, beeldend en helder, dan ben ik eigenlijk al uitgepraat.
PAUL VAN DEN BELT