Elke zondagmiddag wordt op Radio 4 het programma Discotabel uitgezonden, een programma, waarin een deskundig panel zijn mening geeft over pas verschenen klassieke CD's. Ik vind het een genot om te luisteren naar dit groepje mensen, dat zich de ene keer onderscheidt door een decadente verfijning, de andere keer door een slecht gemaskeerde zelfingenomenheid. Het lukt me maar niet om iemand te winnen voor dit prachtige hoorspel van muggeziftende en elkaar vliegen afvangende dames en heren. Vroeger was de presentatie in handen van de uiterst beminnelijke Menno Feenstra, die zich bij verhitte discussies terzijde opstelde en alleen af en toe floot voor zware overtredingen. Nu heb je Leo Boudewijns, een man die zich in de strijd gewoon af en toe meet met gelouterde panelleden als Guus Feist en Maarten 't Hart. Ik kan het Boudewijns niet kwalijk nemen dat ook hij een luide stem in het kapittel wil hebben, want òf je houdt van muziek en je leeft je op zondag in de dampende studio uit in een staccato uitgevoerd twistgesprek, òf je houdt níet van muziek en je gaat naar FC Utrecht-Ajax.
In een aflevering van mijn favoriete radio-uurtje werd van Chopin de tweede pianosonate (met de Treurmars) besproken. Zoals altijd ging het om enkele uitvoeringen, die vergeleken werden. "Opname A" bleek de recente heruitgave van een oudje, een uitvoering van de Franse pianist Alfred Cortot, uit 1928 (mijn vader was toen drie). Het panel behandelde deze opname met gepast respect, al was één lid niet helemaal te spreken over het tweede thema in de Treurmars. Casper Höweler omschrijft in zijn "XYZ der muziek" dit thema als "het Elyzeese visioen van gelukzaligheid". Het panellid was niet te spreken over de sentimentaliteit, waarmee Cortot dit middenstuk overgoot. Nee, dan gaf hij de voorkeur aan het fluisterzachte gekabbel van opname B.
Ik was het helemaal niet met de man eens. Hoe kon hij trouwens waardering opbrengen voor Cortots interpretatie van het eerste gedeelte, om hem daarna opeens te laten vallen? Wie A heeft gezegd, moet ook B zeggen. Maar het panellid begreep dat devies verkeerd en prees een heel andere B. En dat, terwijl de opbouw van de hele Treurmars bij Cortot één hecht geheel is, waarin het Elyzeese visioen, als in geen andere uitvoering, troost en verzachting brengt voor het leed dat in de mars wordt uitgedrukt. Ook de mars speelt Cortot emotioneel, eerder overdonderd dan overdonderend. Het was duidelijk dat de smaak van de heer in kwestie up-to-date was en uit het juiste digitale hout gesneden, want zijn anti-sentimentele oordeel werd klakkeloos door de rest van het panel overgenomen.
Terugluisterend naar het gewraakte moment kan ik mijn eerste indruk bevestigen: de Treurmars van Cortot is een drieëenheid "uit één stuk". Eerst is daar de intense, expressieve droefheid, dan dat Elyzeese visioen in zijn serene straling, en tenslotte de verpletterende smart, door Cortot sterk aangezet, als beseft hij definitief dat dit verdriet tot op de bodem moet worden verwerkt. Zo iemand laat je uitspreken, in plaats van hem halverwege de deur te wijzen. Het panellid, wiens naam ik vergeten ben, is duidelijk een kenner, en geen liefhebber.
Die oude indeling van Schumann gaat nog altijd op. De kenner weet hoe het hoort, en hoe men luisteren moet. Door de overvloed van CD's en talentvolle musici, komt niemand er meer onderuit om, al selecterend, een beetje een kenner te worden. Maar Cortot roept de liefhebber in ons weer wakker. Wie zich niet door hem laat grijpen, zal zich ergeren aan zijn vrijheden, maar wie zich openstelt, hoort zijn creativiteit en spelvreugde. Cortot is de man van de vondst, van die glinsterende noot die net iets eerder of later klinkt dan verwacht. Dan is er opeens een nieuwe gedachte, frisser dan veel van de monologen die nu op CD worden gezet.
Zeker, ook nu wordt de muziek nog wel eens opnieuw ontdekt , door dat ene heel grote talent, die ene onafhankelijke geest. Maar het is een unieke ervaring om te luisteren naar dit krakende en spetterende dokument, uit een tijd, waarin persoonlijk pianospel geen unicum was, net zomin als die ongecoupeerde misser in dat snelle deel. De uitvinding van de CD bewijst wel heel duidelijk zijn onvergelijkbare waarde, in het doen voortleven van een spontaan genie als Alfred Cortot.
Paul van den Belt