De samenwerking tussen de pianist Stephen Bishop-Kovacevich en de dirigent Colin Davis in de zeventiger jaren heeft geleid tot opnames waar de Penguin CD-Guide nu nog de lof van zingt. Zij namen de pianoconcerten van Beethoven en Bartok op, en ook Mozart kwam in enkele produkties aan bod. Davis staat de ene keer voor het BBC Symphony Orchestra en de andere keer voor het LSO, maar altijd is het eindresultaat een zeer geïnspireerd stuk muziek. Stephen Bishop is een pianist met een grote expressiviteit, die een gelijkgestemde partner vindt in de alert dirigerende Davis. Altijd ontspint zich een geïnspireerde dialoog tussen solist en begeleiding en de luisteraar zal zich nimmer met een routineklus voelen afgescheept.
Het Engelse label Pickwick heeft kortgeleden een heruitgave verzorgd van het eerste pianoconcert van Brahms door de beide musici, gesteund door het London Symphony Orchestra. Het betreft een opname uit 1980 van Philips, die ik niet van de grammofoonplaat kende en die me daarom zeer nieuwsgierig maakte. Bishop heeft zich nog niet zo heel lang geleden onderscheiden in twee bijzonder fraaie Brahms-CD's, waarvan er één helaas al niet meer te krijgen is (de nog wel verkrijgbare bevat de pianostukken Opus 118, de twee Rapsodieën, Opus 79 en de twaalf Walsen, Opus 39; het bestelnummer is Philips 420 750- 2).
Ik werd in mijn hoge verwachtingen niet teleurgesteld. Ook in dit pianoconcert valt ogenblikkelijk de enorme bezieling op, waardoor je als luisteraaar gedwongen wordt compromisloos aan de muziek "mee te doen". Half-luisteren of reserves bewaren is er niet bij. Bishop en Davis voeren het majestueuze eerste deel in een stevig tempo uit. Het voordeel daarvan is dat de grillige structuur meer als één geheel begrepen kan worden. Dit eerste deel, "Maestoso", biedt ook de mogelijkheid van een gematigd tempo, maar dat vind ik soms een beproeving voor musici en luisteraar. Ik kan mij heel goed vinden in de bijna dansachtige aanpak van Bishop. Hij vermijdt elke retoriek en dikdoenerij en schept zo een heel origineel geheel. Hierin wordt hij goed gevolgd door het orkest, dat vooral uitklinkt door zijn glasheldere blazers en de stuwende lage strijkers. Het totaalbeeld biedt een introverte, maar niet zwaarmoedige Brahms, waarbij sommigen misschien iets zullen missen aan vol-romantische dramatiek.
Bishop veroorlooft zichzelf niet veel met betrekking tot temposchommelingen en andere vrijheden. Overigens kan bij de introverte indruk die hij mede daardoor wekt, zeker in dit eerste deel, de opname een rol spelen. De registratie is aan de timide kant en van Bishops gebruikelijke expressiviteit gaat het een en ander verloren in de enigszins benepen pianoklank. Eigenlijk wordt de pianist niet helemaal recht gedaan. De klank is overigens niet steeds onder de maat: tegen het einde van het eerste deel lijkt het geheel aan kracht en openheid te winnen. De opname is dus op de eerste plaats aan de onevenwichtige kant.
Het fraaie tweede deel, waarin Brahms zijn overleden vriend Schumann herdacht, wordt wonderlijk mooi gespeeld. Ook hier doet de opname de musici iets te kort, maar bijvoorbeeld het zachte fluitspel staat er weer heel goed op. Wederom is het heilig ontzag van de uitvoerenden voor deze muziek hoorbaar. Juist in een van de glasheldere passages met fluit is er een moment dat er een hoge noot voor het einde van zijn duur verstikt. Nooit eerder heb ik zo'n mooie fout gehoord. Dit is, wat de Engelsen noemen, "live music making". Het is musiceren op het scherpst van de snede.
Het Rondo laat Bishop en Davis op hun best horen. Net als in het eerste deel wordt er gespeeld in een bijna uitzonderlijk hoog tempo. Nergens wordt er ingehouden, en het welhaast Hongaarse dans-karakter is hier nog sterker aanwezig. Wie hier naar luistert, moet maar niet letten op de schelle opnameklank en het smalle orkestbeeld: men krijgt er voldoende in muziek voor terug. Ik heb de laatste tijd heel wat opnames gehoord van Brahms' eerste pianoconcert, maar nergens wordt er met een zo volkomen inzet gespeeld als hier. Bishop en Davis doen meer dan alleen Brahms spelen, ze herscheppen zijn muziek in de meest volstrekte zin van het woord. Bishops toegift, de Rhapsodie in b mineur, opus 79 nr.1, sluit mooi aan op het concert, naar keuze en naar speelwijze. De opname is van zeven jaar later en klinkt iets beter dan de voorgaande.
Paul van den Belt