Er komt geen einde aan de stroom van CD's met opnamen van Prokofjev's pianosonates. Vorig jaar vierde men de honderdste geboortedag van Prokofjev en dat hebben we geweten. Het niveau van deze uitvoeringen is in het algemeen hoog. Zowel technisch als muzikaal vergen de pianosonates veel van de speler en de pianist moet wel van goeden huize komen om sowieso te beginnen aan deze materie. Dat geldt bij uitstek voor de drie zogenaamde "Oorlogssonates" (nrs. 6, 7 en 8), die Prokofjev schreef onder invloed van het vernietigende geweld van het stalinistische regime.
Ook de Russische pianist Andrei Gavrilov heeft zich nu gewaagd aan deze muzikale monumenten. Hij koos de sonates zeven en acht (Pogorelich nam voor Deutsche Gramophon reeds een voorbeeldige zesde op), met als krachtig voorafje de derde sonate. Gavrilov wordt nogal eens afgeschilderd als een pianist van het betere spierballenwerk. Zijn vertolking van de Chopin-etudes wordt bijvoorbeeld inderdaad gekenmerkt door een razend tempo, hier en daar ten koste van muzikale nuances. Wie in dat opzicht reserves koestert tegen deze pianist, kan bij zijn Prokofjev CD opgelucht ademhalen (hoe hij het er af brengt op zijn tweede nieuwe CD, met Chopin's tweede sonate en de vier Ballades, weet ik op dit moment nog niet). De grootste verrassing ligt misschien juist wel in de gematigde tempi. In de derde sonate is Gavrilov onstuimig, maar dat verlangt Prokofjev in dit stuk ook; in de oorlogssonates neemt Gavrilov de tijd om de boodschap van deze muziek over te brengen.
Ik vergeleek zijn uitvoering van de zevende met die van Horowitz, die in 1944 de Amerikaanse première van de sonate verzorgde (de beluisterde opname stamt van een jaar later). De aandacht voor het detail is bij beide pianisten groot, mede dankzij die tempokeuze. Een grotere snelheid lijkt mij geen taboe, maar dat vraagt wel het een en ander van de uitvoerder. Een positief voorbeeld vormt daarbij Yefim Bronfman, die het Allegro inquieto als een bezetene inzet, en desondanks alle nuances van de muziek doet uitkomen. Toch is er mijns inziens meer voor de Gavrilov/Horowitz-aanpak te zeggen, omdat Prokofjev weliswaar in de zevende sonate onmenselijke toestanden wil uitdrukken, maar alleen onmenselijk in figuurlijke zin. Het blijft muziek die gaat over wat mensen elkaar aandoen.
De mars die in het eerste deel wordt ingezet is de mars van een stel ideologisch geconditioneerde idioten, en dat hoor je bij Gavrilov maar al te goed. Gavrilov vertelt een verhaal dat je ondanks de confronterende thematiek toch wilt horen. Bronfman jaagt de luisteraar in zijn schulp met zijn verkillende vertolking: één keer luisteren, en je zet de muziek voor jaren terug in de kast. Gavrilov's interpretatie van het eerste deel houdt mijns inziens het juiste midden tussen persoonlijk en objectief. Hij is gedreven, schuwt het grote gebaar niet, maar speelt met respect voor de muziek.
Dat respect spreekt ook uit het zeer persoonlijke commentaar dat hij schreef in het boekje dat de CD begeleidt. Het is duidelijk dat zijn enorme temperament ditmaal in dienst staat van een bespiegelende geest. Een prachtige illustratie hiervan vormt het accelerando dat in het eerste deel de terugkeer van het Allegro inquieto inluidt. Deze versnelling wordt perfect verdeeld over de hele lengte en komt zo beter tot zijn recht dan bij Horowitz, die zijn kruit te vroeg verschiet.
Het tweede deel, het Andante caloroso, speelt Gavrilov zeer overtuigend. Vanaf het warme beginthema werkt hij toe naar een expressieve climax, een roep om verlossing, waarna het slot prachtig verstild opklinkt. Het opzwepende laatste deel krijgt in Gavrilov's interpretatie hetzelfde tempo mee als de versie van Horowitz. Het feilloos volgehouden ritme leidt naar een bloedstollende finale die je op het puntje van je stoel doet zitten. De sonore bassen dreunen indrukwekkend door, mede dankzij de klankrijke opname (soms wel wat wollig), en de laatste klappen suggereren de aanwezigheid van een vleugel in je kamer.
Gavrilov's vertolking van de achtste sonate brengt mij tot een enkel punt van kritiek, dat ook, in mindere mate, terugslaat op zijn spel in de zevende sonate. Gavrilov zou zich nog iets meer kunnen verdiepen in de structuur van Prokofjev's muziek. De grote lijnen sneeuwen hier en daar wat onder bij Gavrilov's nadruk op de spanning van het moment. Hij moet het in dit opzicht afleggen tegen Bronfman. De laatste maakt, niet alleen door nadrukkelijke tempowisselingen, maar ook door de dynamiek, meer zichtbaar van de grote lijnen. Daardoor wordt met name de complexe achtste sonate in Bronfman's handen een iets begrijpelijker stuk. Het is jammer dat Gavrilov niet optimaal gebruik maakt van zijn kalme speelwijze. De zachtste passages klinken nog altijd tamelijk fors en soms is een fortissimo niet zo krachtig als toegestaan. En waar Prokofjev in het eerste deel van de zevende sonate "smartelijk" (dolente) voorschrijft, zijn Horowitz en Bronfman beslist overtuigender dan Gavrilov. Zijn lichte neiging tot nivellering gaat ten koste van een goed hoorbare opbouw. Maar al met al toont Gavrilov zich een volwassen pianist, die met deze CD een waardevolle bijdrage levert aan een reeds overvloedige markt. Er pleit veel voor zijn ontspannen en toegewijde spel. Ik ben dan ook met name benieuwd naar een eventuele vertolking van vroeg pianowerk van Prokofjev. Daar lijkt hij mij bij uitstek geschikt voor.
Overigens vernam ik dat hij ook Prokofjevs pianoconcerten gaat opnemen. Van een goed resultaat ben ik na deze CD bij voorbaat overtuigd.
Paul van den Belt