Zen is wat de Chinezen met het Boeddhisme gedaan hebben. Het woord Zen is een verbastering van het Chinese ch'an wat een afkorting is van ch'an-na dat op zijn beurt weer een verbastering is van het Indiase woord dhyana dat meditatie betekent. Etymologisch bekeken mag de appel Zen ver van de dhyana-boom gevallen zijn, het Zenboeddhisme is wel degelijk een meditatieschool gebleven. In veel van de vele Zenscholen en Zenstromingen overtreft het belang van de meditatie dat van de leer.
Als een van de weinige vormen van Boeddhisme heeft het Zenboeddhisme de boeddhistenvervolgingen in het China aan het eind van de T'ang periode (618-907 A.D.) overleefd. Daarna is het vooral in Japan opgebloeid. De tegenwoordige Kyoto-school in Japan, en dan hebben we het meer over een gebouw dan over een stroming, is wellicht het contemporaine middelpunt van Zen. Daar staat Zen in het centrum van de aandacht. Het wordt bestudeerd naast oudere, veelal Chinese, leren als Confucianisme, Taoïsme en Boeddhisme, en naast de bij sommigen van ons nog vagelijk bekende westerse filosofie. Vanuit Japan, maar niet alleen vanuit de zojuist genoemde Kyoto-school, en sommigen zullen daaraan de kwalificatie 'helaas' willen toevoegen, komt Zen het Westen binnen. Met name in de VS behoort Zen inmiddels tot een van de snelst groeiende spirituele bewegingen.
Het Zenboeddhisme is een praktische leer waarin de beleving een prominente
rol speelt. Het doel van Zen is het bereiken van de staat van verlichting.
Dat is de ervaring waarin men zichzelf volledig bewust is en het onderscheid
tussen wereld en zelf, tussen werkelijk- heid en denken, subject en object,
als een illusie wordt doorzien.
De meeste Zenboeddhisten stellen dat deze staat bereikt moet worden door
een combinatie van studie en meditatie. Anderen verwerpen de studie en
concentreren zich vrijwel volledig op de meditatietechnieken. Het verwerp
van de studie gaat vaak samen met een openlijk irrationalisme.
Een van de belangrijkste meditatieve technieken is de zithouding die de
Chinezen nog tso-ch'an noem(d)en maar inmiddels beter bekend is geworden
onder zijn Japanse naam Za-Zen. In deze houding, die in verschillende teksten
in zeer groot detail wordt beschreven, kun je je op verschillende manieren
ontdoen van de neiging om alles in de wereld te beoordelen, alles te
willen onderscheiden in wat gunstig voor je is en wat niet en leer je te
begrijpen dat alles wat je ziet uiteindelijk leegte is, niet is. In de
Zazen houding leer je alles gewoon te laten gebeuren. Dat namelijk, is
de verlichting.
Het extreem irrationalisme van sommige varianten van Zen is nogal
wat westerlingen opgevallen. Het denken wordt hier gezien als een van die
gewoonten die leiden tot het maken van onderscheidingen waardoor de uiteindelijke
eenheid, en vervolgens de leegheid, van de verschijnselen niet wordt ingezien.
Veel koans (zeg maar: instructieve anekdotes) doen de ronde waarin dit
aspect van het Zenboeddhisme tot uiting komt. Redelijk bekend is bijvoorbeeld
de koan waarin een monnik aan een man genaamd Tung-Shan vraagt 'Wat is
de Boeddha?', waarop als antwoord volgt: 'Drie pond hennep'. Nog een voorbeeld:
Tozan zei eens tot zijn monniken 'Jullie moeten weten dat er nog een hoger
begrip van het Boeddhisme mogelijk is'. Een van de monniken vroeg waaruit
dat begrip dan bestond. 'Het is niet Boeddha' zei Tozan.
Deze antwoorden blinken niet uit door helderheid en dat is uiteraard precies
de bedoeling. In zekere zin hadden de vraagstellers nog geluk. Talloos
zijn de koans waarin een meester wat aan zijn leerling vraagt en deze bij
elk antwoord dat gegeven wordt een afranseling krijgt, soms met stokken.
Zij die denken dat deze gewoonten stammen uit een barbaars verleden hebben
ongelijk. In sommige daisans, de directe contacten tussen een meester en
zijn leerling, wordt nog steeds geslagen.
Alle vormen van het Zenboeddhisme stellen dat er grenzen zijn aan
wat gedacht kan worden. Zij die niet van meet af aan irrationalistisch
zijn, zijn in elk geval op zoek naar de grenzen van de rede. Met het denken,
zo is de redenering, ontstaat de subject-object splitsing, een idee dat
weer nauw verbonden is met de illusie van een eigen identiteit of ego.
Dit ego plaatst zichzelf tegenover mensen en dingen. Het ego is de beleving
van het onderscheid der dingen en houdt dit onderscheid in stand. Daardoor
gaat het besef van de fundamentele eenheid van alles in het leven van alledag
teloor. Door studie, maar zeker ook door meditatie kan iets van dit verloren
besef worden teruggevonden.
Overigens, en dat wordt door veel Westerse adepten nog wel eens vergeten,
bestaat de meerderheidsopvatting van Zenboeddhisme daarin dat dit dualisme
tussen geest en werkelijkheid nooit geheel opgeheven kan worden. Het dualisme
is onlosmakelijk verbonden met de menselijke natuur.
Naast denken en mediteren moet je ook nog leven. Een detail dat door de praktisch ingestelde Zenboeddhisten allesbehalve vergeten is. Het Zenboeddhisme kent een groot aantal teksten die het probleem van het dagelijks leven behandelen. Wellicht het eerste Zen-gedicht dat ooit geschreven is, de Hsin hsin ming (wel eens vertaald als 'verzen over de gelovige geest'), lijkt te zijn bedoeld als een leefwijzer. Het gaat niet zozeer in op wat je precies moet doen, maar meer op de vraag met welke houding of mentaliteit je het leven kunt benaderen. Voor hen die niet bekend zijn met het boeddhisme doen dergelijke leefwijzers wat merkwaardig aan.
Een vertaling van de Hsin hsin ming is te vinden achterin het boek
'Het oog slaapt nooit: naar de kern van Zen'. Op de kaft nog de naam Dennis
Genpo Merzel op de plaats waar je de naam van de auteur zou verwachten.
Dennis Genpo Merzel is niet de auteur, maar een Zenmeester die de Hsin
hsin ming in een openbare dharma-les, gehouden in de winter van 1986, becommentarieerd
heeft. Mondeling wel te verstaan. Het boek is een geredigeerd verslag van
zijn opmerkingen.
De redactie is van de hand van Stephen Muho Proskauer. Het voorliggende
boek is weer een Nederlandse vertaling van dit oorspronkelijk engelstalig
werk. Een Nederlandse vertaling annex bewerking van de Hsin hsin ming is
uiteraard ook opgenomen.
De houding die 'gepredikt' wordt in de Hsin hsin ming is er een van
onthechting. Als je de waarheid wilt zien moet je nergens voor of tegen
zijn, je moet kunnen leven zonder voorkeuren en leren geen onderscheid
te maken. Tegelijk moet je niet actief naar de waarheid zoeken, want het
te zoeken is een vorm van gehechtheid, van geestelijke onrust. Belangrijker
is het geen vaststaande meningen er op na te houden. Denk de waarheid niet,
maar maak het denken leeg. Oordeel niet, maar laat de dingen zoals ze zijn.
Ook Dennis Genpo Merzel, hoe kan het anders, verkondigt deze boodschap.
Deze globale interpretatie van de Hsin hsin ming treedt telkenmale op de
voorgrond. Hij illustreert zijn opvattingen met alledaagse ervaringen,
soms van hemzelf afkomstig.
De interpretatie is niet zozeer aanvechtbaar, als wel buitengewoon saai.
Steeds maar weer wordt hetzelfde liedje gezongen, op willekeurige momenten
'verlevendigd' met verpletterend saaie (eigen) ervaringen. En nergens is
er een onverwachte wending te vinden.
Het aantal fraaie anekdotes, toch een rijke bron van Zenhumor, door Zenboeddhisten
wordt veel gelachen, is ook al tot een minimum beperkt. Vrijwel nergens
ook wordt een dwarsverband gelegd met een andere denkwijze. Behalve de
weg van Zen schijnt er slechts beperking, zelfbedrog, begeerte en andere
vormen van onderontwikkeldheid te bestaan.
Dennis Genpo Merzel zal het een compliment vinden, maar het boekje kenmerkt
zich door een monumentale armoede aan ideeën. Nog geen dertig bladzijden
ver had ik het boek eigenlijk al uit. Gehecht als ik ben aan mijn taak
van recensent heb ik ze wel allemaal gelezen. Helaas.
Het Zenboeddhisme is zeker ook voor Westerse lezers, en zelfs voor denkende mensen, een prikkelende leer. Met de inmiddels zeer uitvoerige en diepgaande kennis van meditatie-technieken die in deze traditie zijn opgebouwd kan ook eenieder zijn voordeel doen. Maar dan is het zaak het eigen karakter van Zen duidelijk te maken, bijvoorbeeld door expliciete relaties te leggen met andere, wellicht beter bekende, denk- en handelwijzen, of anders door Zen zelf op een sprekende en als het even kan fantasierijke wijze voor het voetlicht te brengen. In dit boek is niets van dat alles te vinden. Het is tot gapens toe vervelend.
Misschien wordt het tijd, en deze opmerking is gericht aan samenstellers en uitgevers, eens los te komen van het idee dat de commentaren van Zenmeesters (automatisch) gepubliceerd dienen te worden.
HENK ELLERMANN