Wichelroeden mogen gerekend worden tot de merkwaardigste meetinstrumenten
die er te vinden zijn. De mens speelt bij andere meetinstrumenten maar
een beperkte rol. Naast het lezen van getallen of tellen van streepjes
en het prepareren van een instrument is er niet veel eigen inbreng nodig.
Een liniaal leg je langs wat te meten is. Een voltmeter vereist dat je
min- en pluspool goed aansluit.
Bij een wichelroede echter is dat anders. Hier is de mens een onmisbaar
onderdeel van het meetinstrument geworden. Het andere onderdeel is de wichelroede
zelf, of anders de pendel, het gewicht aan een touwtje, waaraan door de
meesten dezelfde eigenschappen worden toegekend.
Er wordt geclaimd dat met een wichelroede, onder veel meer, erts-aders, ondergrondse waterstromen, elektricteitsleidingen, telefoonkabels en gasleidingen gevonden worden. Een wichelroede alleen echter kan dat niet. Een mens alleen kan dat in de regel ook niet. 'In de regel' omdat sommigen beweren dat er ervaren wichelroedelopers bestaan die het als het ware met blote handen kunnen.
De meeste verklaringen voor de werking van de wichelroede stellen dat dat wat met de wichelroede ontdekt kan worden op de een of andere manier leidt tot minimale veranderingen van spierspanningen. Deze kleine veranderingen zorgen ervoor dat de wichelroede of de pendel 'uitslaat'. De wichelroede, wanneer die goed wordt vastgehouden, bevindt zich namelijk in een evenwichtstoestand die gemakkelijk te verstoren is.
Maar het zijn allemaal speculaties. Niemand weet waarom een wichelroede werkt, als die al werkt, want daarover bestaat twijfel.
Om zelf te kunnen beoordelen of een wichelroede een werkend instrument is, moet je eerst leren met een wichelroede om te gaan. Want, hoewel de mens een onderdeel is van het totale meetinstrument is het niet zo, volgens de meeste deskundigen op dit terrein althans, dat iedereen zonder training de wichelroede kan gebruiken. Dat maakt de wichelroedeloper een zo mogelijk nog vreemder instrument: het instrument moet leren te meten.
Van Heerde en Van Tuil hebben een boek geschreven voor hen die het wichelroedelopen daadwerkelijk willen leren. Na aanschaf van het boek, dat de logische titel 'Wichelroedelopen' heeft, kan de lezer een oefenset bestellen. Daarvoor moet fl 12.50 extra worden betaald. Omdat grote delen van het boek bestaan uit handleidingen voor het werken met een wichelroede is aanschaf van zo'n set haast noodza- lijk, tenzij je al een wichelroede hebt natuurlijk, of bereid bent er zelf een te maken. In het boek staan ook handige tips voor de doe-het-zelver. Omdat de stof zeer zakelijk, zeg maar gedetailleerd en droog, behandeld wordt, is het meer een leerboek dan een leesboek.
In deel 1 van het boek worden de basistechnieken besproken.
Door de rustige, gedetailleerde uitleg is dit deel bijzonder geschikt voor
de wichelroedeloper in spe. Door de droogheid van de stof is het ook alleen
voor deze student geschikt en niet voor degene die snel iets te weten wil
komen over het wichelroedelopen. Deze student kan uiteraard ook beter een
encyclopedie ter hand nemen.
Deel 2 van het boek gaat over speciale toepassingen en technieken. Hier wordt bijvoorbeeld nader ingegaan op wat er volgens de auteurs allemaal met een wichelroede opgespoord kan worden (wist u dat rot fruit tot de mogelijkheden behoort?), en wordt uitgelegd hoe men te werk moet gaan om, bijvoorbeeld, de loop van een onderaards riviertje of de elektriciteitsleidingen in uw huis te traceren. Ook hier is de bespreking zeer gedetailleerd. U hoeft werkelijk niet bang te zijn dat er ook maar een stap wordt overgeslagen. Het nadeel kent u. Het voordeel is ook duidelijk.
In deel 3 wordt het wichelroedelopen in een wat bredere context besproken.
Er worden suggesties gedaan voor hoe het wichelroedelopen wetenschappelijk
onderzocht kan worden, en waarom veel eerdere wetenschappelijke experimenten
niet goed zijn geweest. Ook wordt er een fraai, informatief maar exemplarisch
overzicht gegeven van de geschiedenis van het wichelroedelopen.
In een van de laatste hoofdstukken wordt nog ingegaan op de nauwe verwantschap
die er bestaat tussen de archeologie en het wichelroedelopen.
Van Heerde en Tuil hebben een bruikbaar boek geschreven voor hen die praktisch aan de gang willen met het wichelroedelopen. Hoe dat moet wordt dermate gedetailleerd en zakelijk beschreven dat het ook alleen voor deze lezersgroep aanbevelenswaardige lectuur is. De rest valt geheid in slaap. Op zich is dat jammer omdat in het laatste deel het boek toch ook voor deze lezers weer wat te bieden heeft. Met name het hoofdstuk over de geschiedenis van het wichelroedelopen biedt informatie die niet gemakkelijk elders gevonden kan worden.
HENK ELLERMANN