Gerard Rooijakkers e.a. (red.):
'Duivelsbeelden'
Woorden als satan, duivel en hel horen bij uitstek tot het religieuze
begrippenkader. Tegelijk zijn ze zo ingeburgerd in het dagelijks taalgebruik,
dat men geen gelovige hoeft te zijn om te weten wat ze vertegenwoordigen.
Iedereen kent uitdrukkingen als 'een duivels plan', 'een satanisch genoegen',
'de weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens' en is er van op
de hoogte waar ze voor staan: de donkere, slechte, 'foute' kant van het
leven.
Ook in de meer oorspronkelijke betekenis worden we echter gefascineerd
door de duivel, gezien de regelmatig opduikende verhalen over satanische
sektes, die er uitgebreide geheime netwerken op na zouden houden en zich
te buiten zouden gaan aan gruwelijke misdaden, zoals het ritueel offeren
van kinderen en seksueel sadistische uitspattingen.
Was echter tot voor kort - en in uitzonderingsgevallen zal dat ongetwijfeld
nog steeds het geval zijn - het uitbannen van satanische invloeden voorbehouden
aan de kerk en met name aan een daartoe speciaal bevoegde priester, de
duiveluitbanner of excorcist, tegenwoordig houdt vooral de reguliere geestelijke
gezondheidszorg (de psycholoog en psychiater) zich met deze vorm van hulpverlening
bezig.
'Duivelsbeelden' is 'een cultuurhistorische speurtocht door de Lage
Landen' naar voorstellingen die men zich in de loop van de eeuwen van de
duivel heeft gemaakt.
Voorstelling of beeld heeft in dit kader een meerduidige betekenis; hoe
werd de duivel concreet afgebeeld/beschreven in geschriften en illustraties,
maar ook: wie of wat representeerde de duivel; op welke wijze manifesteerde
hij zich?
Het zal duidelijk zijn dat de duivelsbeelden in hoge mate bepaald werden
door het christendom, door de beschrijvingen in de bijbel en latere bijbelinterpretaties
(theologie en dogma's) van met name de kerkvaders, met Augustinus als primus
interpares.
Om die reden is het een gelukkige keuze van de samenstellers van 'Duivelsbeelden'
geweest om de eerste hoofdstukken van het boek aan dit thema te wijden,
al was dit deels het gevolg van het simpele feit dat over die vroegste
periode (ruwweg vóór de Middeleeuwen) geen bronnen uit de
Lage Landen bekend zijn of werden gevonden.
Het is fascinerend om te lezen dat en hoe in de bijbelse traditie duidelijke
sporen terug zijn te vinden van het Griekse en Romeinse denken over demonen
en hoe al in een vroeg stadium werd gediscussieerd over de vraag of de
duivel moest worden gezien als een werkelijke persoon of als een personificatie,
een beeld van het kwaad.
Anders gezegd: is de duivel DE boze of HET boze? Aan de terminologie (welke
benamingen waren er voor de duivel) en de verschijningsvormen van de duivel
en de demonen is een afzonderlijk hoofdstuk gewijd.
Demonen zijn polymorf, konden zich in allerlei verschillende vormen voordoen,
een gegeven dat later blijkt uit de afbeeldingen die van ze werden gemaakt:
de slang en de draak zijn wel bekend, maar ook konden ze verschijnen in
de gedaante van een wolf, schorpioen, leeuw, panter of beer.
Curieus is de patrijs als symbool van de duivel, een oudchristelijke traditie
die teruggaat naar een tekst uit het bijbelboek Jeremia (17:11 voor de
geïnteresseerden).
In de Middelnederlandse literatuur komen, aldus Herman Pleij, duivels
voor als wezens, waarvoor men in de Middeleeuwen weliswaar grote angst
had, maar die het beste konden worden bestreden door ze te denigreren,
door ze met humor af te schilderen als domme wezens: lachen als troost
tegen de kwalijke invloeden van het kwaad.
Verschillende hoofdstukken gaan dieper in op duivels en duivelsbestrijding
in de beeldende kunst door de eeuwen heen.
Hoewel 'Duivelsbeelden' veel illustraties bevat, konden blijkbaar niet
alle besproken afbeeldingen worden opgenomen, wat hier en daar helaas heeft
geleid tot soms te lange beschrijvingen van de betreffende kunstwerken.
Desondanks krijgt de lezer veel mooi materiaal aangeboden over o.a. planten,
kruiden en bloemen die in schilderijen symbool staan voor duivelsbezwering,
een zeer verrassende bijdrage van Gerard Rooijakkers over 'duivel en hel
in de populaire beeldcultuur van de moderne tijd (modern wil in dit verband
zeggen vanaf plm. de 17de eeuw) en een nieuwe kijk op de demonen in het
werk van Jeroen Bosch, waaruit blijkt dat Bosch een zeer erudiet mens moet
zijn geweest die talrijke geschriften over duivels en demonen moet hebben
gekend, waaruit hij de inspiratie voor zijn schilderkunst putte.
Naast de beeldende kunst uiteraard veel aandacht voor het geschreven
woord, met bijdragen over de 'Heksenhamer' of 'Malleus maleficarum', een
religieus handboek over heksen, duivels en demonen, waarin opvallend veel
aandacht voor het seksuele aspect van de demonologie blijkt te zijn; de
invloed van de Reformatie (al vrij vroeg werd de katholieke kerk en diens
belangrijkste vertegenwoordiger de paus gezien als de personificatie van
de duivel, het absolute kwaad) en vervolgens de contra-reformatie met
de heksenjacht, inquisitie en brandstapels.
De Reformatie heeft veel invloed gehad op het denken over de duivel, wisselend
als iets (of iemand) waarvoor men het beste zo weinig mogelijk aandacht
kan hebben tot een uiterst kwade bedreiging die men met alle beschikbare
middelen dient te bevechten en te bestrijden. Binnen de katholieke kerk
bleven de traditionele duivelsbeelden het langst bestaan, tot in onze eeuw.
Tegenwoordig lijkt, zowel binnen als buiten de kerk, de duivel als
persoon nauwelijks meer serieus genomen te worden en wordt hij vooral gezien
als metafoor voor het kwaad, de donkere kant van het leven. We zien eerder
de duivel in een mens dan de demonen zelf als reële wezens.
Alleen al om die reden is 'Duivelsbeelden' zo'n uiterst waardevol boek,
omdat het een eeuwenlang belangrijk en invloedrijk verschijnsel heeft vastgelegd
en geconserveerd, voor die beelden zich definitief aan het blikveld zouden
onttrekken.
Even herleeft de hel en laten duivelen van zich spreken, terwijl we ten
onrechte meenden dat ze voorgoed verdwenen waren. Dat is het kenmerk van
de demonen van de middag, zoals een schriftuitlegger 'het verderf in de
middag', waarover het zesde vers van Psalm 91 spreekt, deze tekst uitlegde.
Omdat 'Duivelsbeelden' een cultuurhistorische verkenning is en geen theologisch
werk (het is bewonderenswaardig hoe de auteurs zich aan de invloed van
het laatste hebben kunnen onttrekken) is het uitermate geschikt voor zowel
gelovigen als ongelovigen.
Een extra aanbeveling daarbij is dat de meeste bijdragen ook nog eens zo
geschreven zijn dat ze beantwoorden aan het gestelde doel: geschikt voor
een breed publiek.
HARRY FLEURKE