Een boeiende stamboom van het Taoisme
door Martin Palmer


Dit is waarschijnlijk de meest geciteerde uitspraak uit het taoisme, te vinden in allerlei boeken over wijsbegeerte, gezondheid en holistische wetenschap. Maar wat is nu eigenlijk 'het' taoisme? Is het de filosofische stroming, van onder andere Lao Tzu en Chuang Tzu? Of de religieuze vorm die eeuwenlang in China heel belangrijk is geweest? Of moeten we zelfs denken aan obscure teksten over alchemie en sexualiteit?
Het taoisme, of in ieder geval de term Tao, is de laatste 15 jaar in het westen zeer in zwang geraakt. Boektitels als 'De Tao van Fysica',' De Tao van Pooh', De Tao van liefde en sexualiteit' en 'Taoisme: een levende religie' getuigen van deze opleving. De term Tao ( die volgens Lao Tzu niet 'gedefinieerd' kan worden, zie boven) wordt voor van alles en nog wat gebruikt.
Om deze ontwikkelingen te kunnen plaatsen zet Palmer 'het taoisme' in een historisch perspectief en geeft zijn visie op de hierbovengenoemde vraag. Zijn voorkeur ligt duidelijk bij het religieuze taoisme (een passende voorkeur voor iemand die zowel sinoloog als theoloog is?). Palmer hanteert een chronologische volgorde in zijn boek en behandelt een aantal hoofdzaken in de ontwikkeling van 'het taoisme'.

De filosofische stroming ( ± 600- 400 v. Chr)
De filosofische stroming bestaat uit drie wijsgeren, die zich alle drie bezig hielden met het bestuderen van 'de gang van zaken' in het universum, gebaseerd op een fundamentele eenheid, Tao. Dit is de stroming waar b.v Fritjof Capra ( De Tao van Fysica) en Alan Watts (Tao: de weg van het water) op teruggrijpen en die in het Zenboeddhisme een rol speelt. Niet alleen deze drie wijsgeren gebruikten de term. Ook Confucius (gelatiniseerde naam van K'ung-fu-tzu) gebruikt de term Tao in zijn geschriften. Echter bij Confucius verwijst Tao veel meer naar moralisme, regels en dogmatiek. We zien hem dan ook in de taoistische geschriften verschijnen als een aanhanger van een tegengestelde manier van denken.
De drie taoistische wijzen zijn Lao Tzu (vermeend schrijver van de Tao te-Ching), Chuang Tzu en Lieh Tzu. Deze 'groep' werd later ook wel de 'School van het taoisme ' genoemd. Van deze wijzen zijn geschriften bewaard gebleven, hoewel betwijfeld kan worden of ze 'werkelijk' door deze individuen geschreven zijn. Palmer bespreekt de beschikbare feiten over en de ideëen van deze drie filosofen.
Ondanks een aantal verschillen in de opvattingen van deze drie zijn er duidelijke overeenkomsten. Centraal in 'de school van het taoisme' staat het begrip Tao. Dit is bij benadering weer te geven als: Juiste weg of weg van de hemel. Tao is zowel een kosmologisch principe (de alle tegenstellingen overstijgende eenheid), als de 'natuurlijke gang van zaken (de natuurlijke ontwikkeling) en kan zodanig als een leidraad worden gezien voor het leven . Dit wordt bemoeilijkt door het feit dat Tao niet concreet weer te geven is en constant in beweging (ontwikkeling) is. Tao ontwikkelt zich nog steeds. Hierdoor is verandering het 'wezen van de weg'. Wie met deze 'stroom van verandering' mee kan gaan, of beter wie zich mee laat stromen, kan 'de Volmaakte mens' worden.
Een manier waarop dit bereikt kan worden, wordt Wu Wei genoemd, het 'niet handelen'. Dit wordt later geinterpreteerd als 'niets doen'. Bij de school van het taoisme kan het beter weergegeven worden door 'niets te doen wat tegen de stroom (van het Tao) ingaat'. Maar de tao is paradoxaal en niet 'te vatten'. Een citaat van Chuang-Tzu: 'De Tao is werkelijk en bewijsbaar, maar geen handeling en geen vorm. Hij kan worden overgedragen, maar niet worden ontvangen. Hij kan worden bereikt, maar niet worden gezien. Hij bestaat in en voor zichzelf. Hij bestond voordat Hemel en Aarde bestonden, en voorwaar, hij bestaat voor alle eeuwigheid'.
Palmer stelt dat deze drie wijzen zichzelf geen taoist noemen en dat ze dit ook niet zijn. Ondanks dat ik de verdienste zie van zo'n loskoppeling (zij hadden immers geen systeem ontwikkeld) gaat Palmer mijns inziens iets te ver. Op deze wijze kunnen we ook stellen dat Confucius ( K'ung Fu Tze) geen confucianist was en Jezus geen christen. Letterlijk klopt dit natuurlijk wel, maar in de context waarin Palmer het gebruikt, lijkt het een verwijzing naar het feit dat Palmer het religieus taoisme 'het taoisme' vindt.
De belangrijkste onderwerpen van de school van het taoisme zijn: kennis, tijd en taal, betekenis, de 'weg', het stoffelijke en het onstoffelijke. Opvallend hierbij is de humoristische, beeldende en niet- dogmatische manier waarop deze onderwerpen besproken worden, waarbij paradoxen niet geschuwd worden.

De religieuze stroming (vanaf 200 v. chr)
In 221 v. Christus verenigde Chao-cheng, grondlegger van de Ch'in- dynastie (waar China zijn naam aan te danken heeft) China. Deze machtswisseling ging gepaard met een verregaande centralisering, boekverbrandingen (alsmede 300 van de auteurs)en andere verregaande veranderingen. De keizer die de naam Ch'in-shih Huang-ti aannam (de Eerste Gele Keizer van Ch'in) raakte geïnteresseerd in het zoeken naar onsterfelijkheid, gekoppeld aan wijsgerige beschouwingen over de mens. Dit had tot gevolg dat er een belangrijke culturele en politieke omwenteling plaatsvond. Het culturele klimaat, gekoppeld aan inzichten uit de school van het taoisme en invloeden uit het veel oudere sjamanisme zorgden in deze en de volgende eeuwen (tijdens onder andere de Han-dynastie) voor een voedingsbodem waarin het religieus taoisme tot bloei kon komen.
Diverse scholen en sektes ontstaan, gebaseerd op het taoisme. Het taoisme kreeg in deze periode voet aan de grond. Belangrijke scholen waren 'de Sekte van de vijf Schepel' van Chang-Tao-ling en de Maos-han-sekte. Deze 'koersverandering' had veel effect op het gebruik van de teksten en de personen uit de 'filosofische' stromingen. Belangrijke wijsgeren zoals K'ung-fu-tzu en Lao Tzu worden vergoddelijkt. De Tao te ching wordt een tovermiddel. De politieke en maatschappelijke invloed van de taoistische bewegingen wordt groot.
Er is zelfs 30 jaar sprake van een taoistische theocratie (200 n.Chr) in Sechuan, onafhankelijk van het Han-koninkrijk dat in verval was. Een rijk met vriendelijke wetten, gratis herbergen, aandacht voor de armen en verbeterde landbouw. Toen het Han-koninkrijk weer op orde kwam, was Chang-lu zo 'wijs' zich weer bij het koninkrijk aan te sluiten.
De systematisering van 'de leer' blijkt onder ander uit het feit dat in 471 de eerste Taoistische canon (lijst van 'orthodoxe' boeken) werd vastgesteld. Deze canon bestond die uit 1200 boeken. Latere canons werden samengesteld in 748, 1019 en 1444. Hoewel er veel scholen ontstonden, zijn er twee hoofdrichtingen aan te wijzen:

  1. De 'lichamelijke' benadering die met behulp van drankjes, pillen en elixirs probeerden 'onsterfelijkheid' te verkrijgen.
  2. De 'innerlijke' benadering die met behulp van beheersing van het lichaam (gebruik adem en sexualiteit) en meditatie probeerde de vereniging met Tao te bewerkstelligen.

Dit verschil lijkt enigszins op het verschil tussen uiterlijke en innerlijke alchemie in de westerse traditie. De 'innerlijke benadering' heeft onder andere de tai-chi chu'an ontwikkeld, een bewegingsleer, die het evenwicht tussen Yin (± het vrouwelijke) en Yang(± het mannelijke) tracht te bewerkstelligen.
Oorspronkelijk ontwikkeld voor de zelfverdediging van monniken wordt tai-chi chu'an nog steeds op grote schaal in China en Taiwan beoefend. Ook in het westen is deze gracieuse, niet-gewelddadige bewegingsleer doorgedrongen.
In de loop der eeuwen zien we een 'formeel religieus' taoisme ontstaan met tempels, priesters , formules, rituelen, hierarchieen en een duidelijk omschreven 'juiste' weg (inclusief hellen, 'goden van muren en dijken' en onsterfelijken ).
Palmer meent - en daar kan ik mee instemmen - dat met name Chuang tzu aardig wat grapjes had kunnen maken over deze vorm van Taoisme. Dit religieus taoisme staat ver af van het werk van Lao tzu en Chuang tzu, maar is wel veel meer toegankelijk voor de gemiddelde burger.

Zoektocht naar de onsterfelijkheid
Omdat onsterfelijkheid een centrale rol speelt in het religieus taoisme, zowel lichamelijk als 'onstoffelijk' wijdt Palmer hier een apart hoofdstukje aan. Alchemisten die zichzelf vergiftigden met 'onsterfelijke' stoffen als kwik en goudsnippers, passeren de revue evenals de 'Acht onsterfelijken ' uit de taoistische traditie.
Een saillant detail is dat deze alchemistische experimenten volgens Needham de chinese cultuur een enorme vooruitgang in wetenschappelijk denken opleverde.

Taoisme nu
Palmer beschrijft de rol die het taoisme heden ten dage speelt zowel in China, als in het westen. Daarbij geeft hij nogal af op mensen in het westen die zich voornamelijk bezighouden met het filosofische taoisme. 'Veel van wat met de gebruikmaking van de naam Tao is geschreven, houdt weinig of geen verband met het levende en historische geloof dat wij hebben onderzocht'; en: '...betreur ik het dat het Taoisme zo is uitgebuit door 'New Age' schrijvers die een Chinees karakter nog niet zouden kunnen onderscheiden van een vliegestrontje, en die hun kennis van het taoisme hebben opgedaan uit een vertaling van de tao-te-ching'.
Dit vind ik enigszins flauw, ten eerste omdat in een westerse setting de Tao te ching een van de weinige taoistische boeken is die leesbaar is. Ten tweede denk ik dat het religieus taoisme veel meer 'cultureel' vastgelegd is dan de werken uit de filosofische richting en dus voor de gemiddelde westerling vrij ontoegankelijk is. Als Palmer vind dat het religieus taoisme 'het taoisme' is, dan is dat zijn goed recht. Maar ..... 'Als men kijkt naar een kleine stengel of wijst naar een reusachtige pilaar, een melaatse ziet of de prachtige Hsi-shih, dingen opmerkt die grappig en dubbelzinnig zijn of dingen die afzichtelijk en vreemd zijn, maakt de Tao hier één van'. Chuang Tzu, hoofdstuk 2

Tenslotte
'Wat is Taoisme?' van Martin Palmer is een boeiend en verhelderend boek over de diverse vormen van het Taoisme. Het is met veel kennis van zaken geschreven en leest makkelijk. Door een historische benadering te kiezen, ontwikkelt Palmer een goed samenhangende visie op diverse aspecten van het taoisme. Feiten en ontwikkelingen worden vanuit een cultureel kader besproken en krijgen daardoor een meerwaarde.
Voor een ieder die geïnteresseerd is in chinese wijsbegeerte en cultuur een aan te raden boek. Dat Palmer duidelijk partij kiest voor de religieuze benadering van het taoisme is mijns inziens geen bezwaar. Sterker nog: zo nu en dan levert dit een glimlach op.

JAN SPRONG


©St. NoPapers

Terug naar overzicht