Vader maakt een man van je!?


Guy Corneau -
'Afwezige vaders, verloren zonen; over de mannelijke identiteit'

De problematische verhouding tussen vaders en zonen is in de literatuur altijd een dankbaar onderwerp geweest. Een niet gering deel van Jan Wolkers' oeuvre grijpt terug op het thema en ook Maarten 't Hart weet er raad mee. Er zou een dik boek te schrijven zijn over dit bij uitstek literaire thema en psychiaters en psychologen maken gretig en veelvuldig gebruik van het materiaal dat hen door de literatuur wordt aangereikt. Toch is de vraag of deze verhouding fundamenteel een aantal voetangels en klemmen kent of dat die mede geproblematiseerd is door Freuds introductie van het begrip 'Oedipuscomplex': de zoon die met zijn moeder wil trouwen en zijn vader haat, in de mythe Oedipus die zijn vader koning Laios doodt en met zijn moeder Iokaste het huwelijksbed deelt.
Freud legt in zijn theorie vooral de nadruk op een problematische ontwikkeling als gevolg van een te sterke moederbinding en hoewel hij de rol, invloed en betekenis van de vader zeker niet negeert, schenkt hij er beduidend minder aandacht aan. Ook in zijn betrekkelijk schaarse autobiografische notities heeft Freud het vaker over zijn moeder dan over zijn vader. Dit in tegenstelling tot een van zijn belangrijkste - en later afvallige - leerlingen Jung, die een grotere betekenis toekent aan de rol van de vader op de ontwikkeling van het kind, in dit geval de jongen.
Belangrijke vraag hierbij is hoe de vader zelf zijn rol vervult en welke invloed dit identificatiemodel heeft voor de zoon. De vraag hoe het zat met gezinnen waarin de vader afwezig was, werd door Jung nauwelijks uitgewerkt, waarschijnlijk omdat het verschijnsel minder vaak voorkwam dan heden ten dage het geval is.

In 1981 waren er in Nederland 308.600 één-oudergezinnen, in 1989 waren dat er 394.200. In één op de zeven één-oudergezinnen betreft het een moederloos gezin. Alleen al om die reden lijkt het gerechtvaardigd dat de jungiaanse psycholoog Guy Corneau een boek schreef over jongens die opgroeien in een gezin waar de vader ontbreekt. Corneau beperkt zich echter niet tot uitsluitend feitelijk en fysiek afwezige vaders, hij betrekt in zijn overwegingen evenzeer de vaders die de opvoeding van de kinderen grotendeels overlaten aan de moeder, omdat ze zelf te druk zijn met hun loopbaan of andere activiteiten buitenshuis. Ook 'problematische' vaders, met bijvoorbeeld een alcohol- of groot psychisch probleem dat hun normale functioneren blokkeert, rekent de auteur tot de afwezige vaders.

Sleutelwoord in Corneau's betoog is 'mannelijke identiteit'. Voor de psycholoog is, zo wekt hij de indruk, de vraag absoluut niet aan de orde of de begrippen mannelijk en vrouwelijk wel nauwkeurig gedefinieerd kunnen worden en direct samenhangen met het mannelijk of vrouwelijk geslacht waarmee we geboren zijn. De 'nature versus nurture' kwestie noemt Corneau wel heel kort waar het het ontstaan van homosekualiteit betreft (overigens zonder dat hij er een antwoord op geeft of het relevant vindt), inzake de identiteit gaat hij er nauwelijks op in. Of het zou een heel klein stukje moeten zijn onder het veelzeggende (?) kopje 'De vrouw is, de man wordt gemaakt'.
Het betoog van Corneau staat of valt met deze hele kwestie, juist omdat hij de identificatie met de vader voor de ontwikkeling van de mannelijke identiteit van cruciaal, zelfs doorslaggevend belang vindt. Dat, wat de auteur de 'broosheid van de mannelijke identiteit' noemt omschrijft hij als de ervaring van mannen zich geen man te voelen. Tot de kenmerken van deze niet of onderontwikkelde identiteit rekent Corneau het onderdrukken van agressie, de angst voor intimiteit, de angst om vrouwelijk te worden gevonden (angst voor - om in Jungs beeldspraak te blijven - het vrouwelijke in zichzelf, de anima, als tegenpool van het mannelijke, de animus), de wijze waarop de man omgaat met de eigen seksualiteit. Een groot deel van het boek wijdt de schrijver aan het ontstaan van deze fenomenen (welke gedrag van vaders stimuleert of remt een bepaalde ontwikkeling) en aan de effecten, de manieren waarop een verstoorde mannelijke identiteit zich uit.

Corneau illustreert zijn betoog met voorbeelden uit zijn praktijk, waarbij zowel - alweer in navolging van Jung - mythen als droomduidingen een belangrijke rol spelen. Uit het boek wordt duidelijk dat niet de rol van de moeder als zodanig alleen de ontwikkeling van het kind beïnvloedt, maar dat haar rol in niet geringe mate mede bepaald wordt door de wijze waarop de vaderrol in het gezin wordt vervuld. Zo heeft de vader indirect, via de moeder, invloed op de zoon.

Praktische oplossingen voor mannelijke doe-het-zelvers met een identiteitsprobleem heeft de auteur niet. Weliswaar biedt hij enkele mogelijkheden, maar voor een goede aanpak van de moeilijkheden waar een man mee te kampen heeft, beveelt hij psychotherapie aan, individueel of in groepsverband, al dan niet in een mannengroep. Waar het op aankomt is dat zonen zich losmaken van de afhankelijkheid van de vader en leren de vader (lees: de man) in zichzelf te ontdekken.

Guy Corneau schreef een voor (al dan niet beroepsmatig) geïnteresseerden goed leesbaar boek dat echter, voor wie niet enigszins op de hoogte is van het werk van Jung, niet steeds even gemakkelijk te volgen is. Jammer is het dat de auteur niet noemenswaardig ingaat op de vraag of het voor moeders van één-oudergezinnen per definitie onmogelijk is om zowel de vader- als de moederrol te vervullen. Mocht hij die vraag ontkennend beantwoorden (wat ik vermoed), dan had hij tenminste wat dieper in kunnen gaan op het - in dit werk slechts zijdelings genoemde - verschijnsel substituut-vader.

Tenslotte is een compliment voor de vertaler Rob Pijpers op zijn plaats. Niet alleen leverde hij een onberispelijke vertaling, ook vulde hij het notenapparaat aan met op de Nederlandse situatie van toepassing zijnde gegevens. Goed werk.

HARRY FLEURKE


©St. NoPapers

Terug naar overzicht