terug

WEDERHOOR

een werk in uitvoering

Enige tijd geleden startten Oscar Scheijde en Derk Kruize een uniek samenwerkingsproject. Derk schreef een gedicht waar Oscar met een nieuw gedicht op reflecteerde, gevolgd door een reflectie van Derk enz. Hun project is nog lang niet af, maar de dichters waren bereid de eerste resultaten in Het DiZijn te publiceren. De oneven gedichten zijn van Derk.

I

Honderd woorden om niet meer te gebruiken
Ooit aangeschaft, hun dienst bewezen
Sindsdien hun zin en context kwijt
Ergens ver weggestopt in een donker hoekje
Van een vochtige keukenkast onder het aanrecht
Wachtend om opgeruimd te worden

Eindelijk opgediept, voor alle zekerheid
Verpakt in oude kranten; je weet maar nooit
Misschien zijn ze breekbaarder dan je denkt
Voorzichtig opgestapeld in een doos
Waarin voorheen pas aangeschafte boeken
Voorlopig eindstation: de zolder

Tot iemand in een andere tijd
In een vlaag van schoonmaakwoede
Wil weten of de doos niet weg kan
De kleppen, dan de kranten openvouwt
En zich verwonderd af blijft vragen:
Waarom hebben ze die weg gedaan?

II

Zo veel woorden ontzegd
geen woord meer
in tijd van schaarste
overvloedig in de mond genomen
mens zoekend boekenwijsheid
gelijkvloers alsof het gedrukt staat
is iedere zin een valkuil
zonder dubbele bodem

eerst kinderspel met volwassen ernst
waarom je wat niet schrijft
(een slechte leugenaar die waarheid zwijgt)
een verhaal niet in bochten gewrongen
dat een eigen leven leidt
wat anders dan het verslinden

verantwoording afgelegd
loslaten van een grommend creatuur
dat op een onverwachte weg verdwijnt
waar buiten zicht tijden later
de vinder van een woordenschat
het zelf gegrepen heeft

III

waarheid is speelgoed van een kind
vernield door grotemensenhanden
moeder de gans gewurgd
de sprookjes blijven
op last van later als je groot bent
volwassen fabels op sterk water
verzuren de rivier naar morgen

de afstand tussen mij en toen
wordt kleiner met de jaren
voorbij de grens van wijs en weten
oud zweet, sepia luchtkastelen
de horizon achter mijn rug
komt onzichtbaar dichterbij
de verte voor me blijft de verte

IV

Was het waarheid die de klok sloeg
toen zeer geleerde heren
besloten dat ze niet bestaat
mens wordt chemische afvalligheid
woord toevallig resultaat

voor het sprookje van de zandloper
te jong leerde ik kijken
hoe langer ik kijk hoe korter
hoe harder ik hol hoe minder
ik geloof en kniel
tijd in zijn rolstoel
is klaar voor de race

hoe ver is ver en wanneer
komt steeds als sluipt gevaar
mijn horloge loopt langzaam achter
ik sluit mijn ogen: ben onzichtbaar
dat is waarheid

V

Ik zou wel willen dat het waar was
wandelen in het park met lamgeslagen tijd
en als ik moe ben en weg wil
gewoon mijn ogen dichtdoen om er niet te zijn

maar zelfs op wielen schrijdt de tijd voort
geen klok draait de wijzers terug
zand glipt weg tussen kieren en gaten
ik ben altijd waar ik ben

onzichtbaar is wie blindgeboren
geen tijd kent in het licht en donker
die niet van plaats en ruimte weet
en tastend zijn bestaan moet vinden

zelfs dan, misschien wel meer
hoor je klokken tikken, luiden, slaan
word je niet met rust gelaten
gaat geen tijd aan je voorbij

VI

de slagen van de klok
eens in eeuwigheid gebed
jachten in achterhoofd naar
ontspanning van het loopwerk
het tikken van de stok
hoe ik dool blindelings
verschroeide schenen en hielen
meestal een kwestie van tijd

in een droom thuisgekomen
lichaam achtergelaten in een park
waar ik geen weg meer vond
(tegen sluiting het werd al donker
toen de droom uit
dag wachtte al een dag lang)

dagen van tunnels graven
in een zandbak achteraf, emmertje water
schoppen tegen mijn zandkastelen
dat heet oorlogje spelen

als tweetal passend in de nacht
gewetenloos gewichtloos in de wandelgang
geluid van een stem die geen rust vindt
dus wetend wegend niet doof niet blind
liever had ik een ander vermomd

uitgedraaid: het moet maar
ogen open grijp naar het papier

VII

papieren scheepjes was je nog vergeten
we freudiëren vrolijk bij de vleet en
jagen in de wandelgang
het kind dat je ooit was op stang

wees maar niet bang; een stuk of wat geruchten
een handvol vakjargon, een vloek, een zucht en
met de vloed blijft er toch niks heel
van dat fraaie zandkasteel

een masker in de nacht is tweemaal gissen
dat vroeger eindelijk de boot zal missen
of de top van een ijsberg raakt
en razendsnel water maakt

licht van de vroege morgen in je ogen
verdrijft water zand ijs, scherpt je vermogen
om de tijd te zien waar je bent
dat ene magische moment

VIII

ik draai me om en
kijk in stralende ogen
en weet een moment later
wat mooi was

nu draagt ze nieuwe schoenen
is uit de lucht gegrepen
heeft mijn berekening
met voeten getreden

dus haal ik de boot
zonder wonden te likken
tot papier doornat hopeloos ontbindt
en onder ons gezwegen de diepte

IX

als ik mezelf te water laat
zonder boot of assurantie
zonder weet van stroom en diepte
zonder peillood, calculator
zonder bril -de kleine letters
kunnen me gestolen worden-
ga ik enkel om het water
dat er morgen niet meer is

als ik mezelf te water laat
zonder grond of vaste bodem
zonder schoenen zonder kleren
zonder handdoek zonder wapens
-waar zou ik ze moeten laten?-
met het lichaam dat ik ben
ga ik om niet te verliezen
wat ik morgen kwijt zou zijn

met huid en hart geef ik me over
zonder enig voorbehoud
want de som van de ervaring
heeft een uitkomst die nooit klopt
weerloos wil ik me verdrinken
in de zichtbare dimensie
van die tijdelijke ruimte
die heel even wordt ontsloten

als ik mezelf te water laat

X

in gedachten verzonken vis
vis ik uit duisternis
monsterachtpotigen had ik verwacht
schroot laat ik achter op het zand
pootje badend tussen blote tanden
van de branding die likt
aan mijn huid en haar
mijn naakte voeten zodat ik ril

te zwaar om te zwemmen voelde ik
de sterke stroming in stilte slikkend
ik ben het land op gevlucht
ik kwam te dichtbij

het is ik die ik bang ben
in de diepte te treffen
als een gepantserd beest
dat schrik aanjaagt

en nog banger misschien
om dat visje dat weerloos
aan een metalen haak
in de lucht verdrinkt

XI

Vis moet zwemmen zou je denken
waarmee dan alles is gezegd
maar zo eenvoudig ligt het niet
omdat eenvoudig liggen niet bestaat
je doet altijd wel wat
slapen bijvoorbeeld
of de liefde bedrijven
of dromen dat je dat doet

en wat dacht je van vliegende vissen
en zwemmende vogels
zelfs dat vissen geen pijn voelen
omdat ze koudbloedig zijn
schijnt niet waar te wezen
visserslatijn-rechtvaardiging
waarmee ik maar zeggen wil
zo eenvoudig ligt het niet

zoals ook jij niet eenvoudig ligt
met wie en waar en hoe dan ook
je doet altijd wel wat
denken bijvoorbeeld aan vluchten
of vliegen of zwemmen
en jij ben toch echt niet koudbloedig
rechtvaardigings-mythes te over
tijd dus om op te staan

XII

liggen valt tegen
wil me omdraaien
slaapwandelend de benen nemen
laat staan dat ik
de lachers in de hand heb
ontwapende glimlach
lichaam ingeblikt

meer vragen beantwoordt dan
een wijze vragen kan

hier ik hier
dichter op mijn huid
raak ik de raadsels kwijt
liggend voor het oprapen

16 juni 2002