terug |
DE
STOEL
Iedereen noemde
hen 'de zusters'. Wie zou beweren dat ze helemaal geen zusters
waren - een bewering overigens die volledig overeenstemde met
de werkelijkheid - zou door het hele dorp van laster worden beticht.
De overleden echtgenoten van Agnes en Mathilde waren broers en
zij dus schoonzusters.
Aanvankelijk stelden de dames ettelijke pogingen in het werk
om hun onderlinge betrekking te verduidelijken. Ze hielden er
mee op toen het dorp hen desondanks hardnekkig de zusters bleef
noemen.
Nu ze oud waren deed het er niet meer toe en vroegen ze zich
soms af of het er ooit wel toe had gedaan.
'Nog een kopje
koffie, Agnes?'
'Graag Mathilde.'
Mathilde, die aan de eettafel zat, schoof de krant waarin ze
las opzij. Ze stond op van haar stoel en slofte naar de kleine
erker waar Agnes in een hoge rieten leunstoel ononderbroken naar
buiten keek.
Op Mathilde's vraag had ze bijna mechanisch geantwoord. Mathilde
zuchtte, boog moeizaam voorover en pakte Agnes' kopje van het
rieten tafeltje naast de leunstoel. Met de twee meubelstukken
was de erker compleet gevuld.
'Kijk eens gauw, Mathilde. Is dat niet meester Wildeboer?'
Mathilde wist niet hoe snel ze uit haar gebogen houding overeind
moest komen. 'Ik geloof warempel dat je gelijk hebt'.
'Elke keer dat hij langs komt lijkt hij weer een beetje ouder,
vind je ook niet?'
'Als jij het zegt
'. Mathilde's stem klonk scherper dan
ze gewild had.
'Wat bedoel je?' vroeg Agnes.
Terwijl ze naar de eettafel terugliep zei Mathilde: 'Het spijt
me, ik moet niet zo tegen je uitvallen'.
'Nee, nee, ik wil weten wat er is.' Agnes had zich eindelijk
omgedraaid en keek Mathilde doordringend aan.
Mathilde pakte de koffie die in een grote glazen pot op tafel
stond en warm werd gehouden door een waxinelichtje, deed alsof
ze volledig opging in het volschenken van de kopjes en negeerde
Agnes' opmerking.
Hoewel ze het kinderachtig vond dat Agnes al drie dagen de plaats
in de erker alleen voor zichzelf reserveerde, kwam het haar nog
kleinzieliger voor er iets over te zeggen.
'Toe Mathilde, waarom doe je net of je me niet gehoord hebt?'
'Ik heb geen zin om er nu over te praten.'
Agnes haalde haar schouders op, pakte met een geïrriteerd
gezicht haar koffie aan en keek naar buiten.
Ze ruzieden zelden, Agnes en Mathilde. Sinds enkele dagen kwam
het Agnes echter voor dat Mathilde zich mateloos ergerde, zonder
over haar ergernis te willen praten. Zou het soms komen, omdat
'Mathilde, vind je het soms vervelend dat ik de hele dag in de
erker zit?'
Mathilde kon zich niet langer beheersen en barstte los.
'Vervelend? Vraag je dat nog? We hadden het toch geregeld? De
ene dag zat jij 's morgens in de erker en ik 's middags. De andere
dag draaiden we het om. Nu zit je al ruim drie dagen in die stoel.
Hoor je me, drie dagen!'
Ze wilde ophouden maar wist niet hoe.
'Het enige wat ik nog van de buitenwereld weet, lees ik in de
krant. Van wat er voor onze eigen deur gebeurt, word ik afgesloten
door jou. O ja, je houdt me goed op de hoogte door me alles te
vertellen wat je ziet.'
Ze bootste Agnes' stem na:
'Kijk Mathilde, is dat niet meester Wildeboer? De postbode is
nog niet geweest. Is hij niet wat laat, Mathilde? Kom eens gauw
kijken, Mathilde, de buurman heeft een nieuwe auto.
Dat is nog het ergste, dat je mij vertelt wat ik had moeten zien,
omdat jij daar zat als het mijn beurt was'.
Mathilde begon met ingehouden snikken te huilen. Agnes zat als
verstijfd in de rieten leunstoel. Zo had ze Mathilde nog nooit
gehoord. Wat moest ze zeggen?
Mathilde had gelijk, maar ze vond het heerlijk om in de erker
te zitten. Het gaf haar het gevoel een beetje op straat te leven,
er bij te horen.
Steeds moeilijker viel het haar de laatste tijd om plaats voor
Mathilde te maken. Ze had gedacht dat het voor Mathilde weinig
meer was dan een ritueel waar ze nauwelijks waarde aan hechtte.
Agnes' stem trilde, toen ze begon:
'Lieve, lieve Mathilde, ik heb je geen pijn willen doen. Ik dacht
alleen
'
Ze onderbrak zichzelf en begon opnieuw.
'Waarom zouden we ruzie maken? Als we nu het tafeltje wat naar
achteren schuiven, kan er een tweede stoel in de erker staan
en kunnen we samen naar buiten kijken'.
'Nee, dat wil ik niet. Johan heeft de woonkamer met zoveel zorg
ingericht. Je weet hoe gesteld hij was op harmonie, evenwicht.
Bovendien zie ik ons nog niet sjouwen met die zware meubels.'
'Ik weet iets. Als we nou eens niet elke halve dag ruilen, maar
om beurten een hele dag bij het venster zitten, lijkt je dat
wat?'
'Nee, dat lijkt me niks. Zoals het was ging het goed. Ik zie
niet in waarom we dat zouden veranderen.'
Mathilde zweeg. Agnes vroeg zich af of ze dit als een oorlogsverklaring
op moest vatten. Lang hoefde ze niet te raden. Toen Mathilde
voor de derde maal die ochtend koffie inschonk, maakte ze geen
aanstalten om ook Agnes te vragen of ze nog koffie wilde.
Mathilde voelde zich gekwetst. Niemand had haar ooit zoiets aangedaan
dan juist deze vrouw, met wie ze al bijna vijftien jaar samenleefde.
Alle kleine irritaties die ze de afgelopen jaren over Agnes had
gehad zonder er ooit over te spreken, leken haar nu voortekenen
van het grote kwaad dat over haar kwam. Mathilde vond zichzelf
een verdraagzame, tolerante vrouw met een brede levensopvatting
en een grote mate van loyaliteit.
Had Johan niet altijd gezegd: 'Wat heeft het voor zin om een
huis harmonisch in te richten, als degenen die het bewonen niet
in staat zijn harmonisch met elkaar te leven'?
Ze keek even naar Agnes die roerloos en naar het leek vol overgave
naar buiten staarde. Dat was het moment waarop Mathilde besloot
te blijven zwijgen tot Agnes toenadering zou zoeken.
Drie dagen duurde
de strijd tussen de zusters. Ze vervulden hun plichten als tevoren.
De een kookte, de ander waste af. De een verzorgde de planten,
de ander stofte.
Het vaste, vertrouwde patroon dat door hun jarenlange samenwoning
was ontstaan kon worden gehandhaafd zonder het zwijgen te doorbreken.
Alleen hun gezamenlijke kleine geneugten deelden ze niet meer.
Agnes dronk haar koffie in de erker, Mathilde zat aan tafel.
Agnes at met haar bord op schoot in de erker, Mathilde at aan
tafel.
Drie dagen hield Mathilde het vol.
Op de ochtend van de vierde dag, precies een week na het begin
van de moeilijkheden, besloot ze om voorgoed een eind aan de
situatie te maken.
Vanuit haar slaapkamer hoorde ze geen geluiden in de huiskamer,
hoewel Agnes meestal eerder beneden was.
Mathilde stapte uit bed, deed haar ochtendjas aan en sloop de
trap af. In de kamer huiverde ze even. Ze had het koud. Ze draaide
de gaskachel open, deed een paar lampen aan en keek rond. Haar
blik bleef rusten bij een grote ficus met glanzende bladeren
in een hoek van de kamer.
Ze liep naar de rieten leunstoel in de erker, haalde de handgeknoopte
kussens eruit en begon vervolgens met de ficus te schuiven. De
plant was te zwaar om het hele eind te tillen.
Het zweet gutste van Mathilde's voorhoofd en de rimpels in haar
gezicht verdiepten zich onder de grote inspanning.
Elke meter die ze dichter bij de stoel kwam hijgde ze: 'En toch
zal het me lukken'.
Eindelijk stond de ficus voor de leunstoel.
Mathilde bukte zich en met haar laatste krachten tilde ze de
plant op en zette die op de zitting van de stoel. Ze strekte
haar pijnlijke rug, plaatste de handen in de zij en keek met
een voldane blik naar de prestatie die ze had geleverd.
'Ziezo, die staat', zei ze hardop in zichzelf pratend.
'Agnes zal het wel uit haar hoofd laten om dat zware kreng te
verplaatsen. Nu hebben we elkaar niets meer te verwijten.'
Ze liep naar de keuken, waar ze neuriënd koffie begon te
zetten.
Zodra ze Agnes de trap af hoorde komen, haastte Mathilde zich
naar de kamer, schoof aan de eettafel en vouwde de krant van
de vorige dag open.
Voor geen geld wilde ze dit moment missen.
Agnes stapte de woonkamer binnen en begaf zich in de richting
van de erker. Halverwege bleef ze plotseling met wijd geopende
mond staan.
Ze keek naar Mathilde, naar de ficus en van de plant naar Mathilde.
Mathilde beantwoordde Agnes' verwilderde blik met een stralende
lach en vroeg met haar liefste stem: 'Een kopje koffie, Agnes?'
Vriescheloo,
februari 2004
Harry Fleurke
|
|