|
GEERT VERBEKE IN ISTANBUL IJzel
bijt in de wegen. Toch moet naar Zaventem gereden worden. Het
vliegtuig wacht voor één weekje Istanbul. Nieuwjaarsgeschenk
van Jenny. Er is geestdrift en de hoop een slaginstrument te
kopen. Traag vorderen we terwijl strooiwagens hun pekelzonden
begaan. Een zoutje voor milieu en koetswerk! Gate B34: uit luidsprekers
dreinen poppy-Kerstsongs. Een sexy stem lispelt: "Wegens
slecht weer boven Brussel wordt vlucht CHY740 naar Istanbul uitgesteld
tot 10u45." Een Afrikaanse Big Mama deint voorbij. Op haar
hoofd een enorme roze strik. Een dame in bontjas, met witte strik
op het hoofd, lacht zich een breuk. De splinter en de balk. P.M.19u45. Na een vlucht van drie uur landen we in Istanbul. Om 21 uur bereiken we hotel Festival. Keurig, maar geen feestneus, geen hoedje van papier, geen gebral. Rondhossen zint ons niet. Mersi. Oudejaarsavond vraagt om stilte. Dwalen door de steegjes is leuk. Een eenvoudig eethuis bevalt. Eten wat de Turkse pot schaft. Genieten van rijst, aubergines, tomaat en elkaars gezelschap. Met water. Op de terugweg naar het hotel koopt Jenny 'n fles Turkse wijn. Pittig en met een kruidige afdronk. Gelukkig Nieuwjaar! Ik omhels Jenny. Op de zee van Marmara loeien schepen de vlucht van vuurwerk achterna. De bandopnemer registreert feilloos de intro voor 'New Year in Istanbul' op mijn CD 'Fingerprints on a Rainbow.' Een moedzin roept op tot het gebed. "Allah-o-Akbar" galmt over het water, wordt echo die weerkaatst tussen de gevels van de schoenmakerijen tegenover het hotel. In gedachten hoor ik Abdullah Ibrahim (Dollard Brand) zingen aan de vleugelpiano, bassist Johnny Dyani heft een tweede stem aan en zingt: 'Allah-O-Akbar'. Een Enja-opname uit 1973 die bij elke beluistering voor onderhuidse rillingen zorgt. We zullen de komende week alles te voet afleggen. Een eerste bezoek aan de 'Grand Bazaar', een overdekt winkelcentrum van bijna 10 hectare met ruim 3500 winkeltjes met spek en bonen, keramiek uit Izmir, prullaria voor toeristen en goud uit de koperen bak. De Kapali Çarsi, is sinds de 15e eeuw een uitnodiging tot rondstruinen. Een magisch blauw oog staart ons overal na. Nepjuwelen en lederen tassen wisselen af met Turks handwerk, kleurrijke noga en aardewerk uit Avanos. Ik ontdek een kleine koperen keteltrom. De heldere klank bezingt de beroemde markt met marmeren fonteintjes, intieme binnenplaatsjes en kleine eethuizen of lokantas. Plots staan we voor een stenen trap, opstap naar het onbekende. We komen terecht in een koperslagerij. Op een rek staan drie schaaltjes. Na aantikken stijgt een zinderende zang op. Voor nog geen 200 Bfr. stop ik de schat weg. Achter het Gülhane-park ligt Topkapi. Een enorm paleis. Ooit dienden hier 5000 slaven de sultan en zijn gevolg. In de musea, binnen de muren van dit paleis, heb ik gemengde gevoelens bij de schatten van de sultans. Op sommige plaatsen voel ik oeroude pijn tussen de muren rondwaren. De gouden troon bezet met fonkelende edelstenen, van Sjah Ismaël, doet mij denken aan een Nederlands boeddhistisch centrum in Epe, waar ik ooit met Jenny op bezoek was. Tussen heilige boeken stond, als devote herinnering aan het bezoek van de Dalai Lama, een roodgele troon afgespannen met een koord. Mijn 'de troon van Sinterklaas,' werd niet gesmaakt. Toegegeven: roodgele tronen, kronen en protocollair gedoe werken op mijn lachspieren. Ik geloof iets teveel in de vredevolle sapstroom van de bomen en in de rust van woestijnen om mij lekker te voelen tussen Osmaans wapengekletter of slaafse onderdanigheid. Topkapi overvalt mij met een zelfde gevoel als in het fort van Breendonk waar zelfs op een zwoele zomerdag al mijn spieren verstrammen op het ogenblik dat mijn handen de houten britsen aanraken. Gelukkig zijn er binnen de Topkapi-gebouwen ook verfijnde manuscripten met kalligrafie uit de achtste eeuw aanwezig. Handschriften en lakzegels spreken zo'n gracieuze taal dat zwaarden omsmeden tot pennen en penselen een na te streven magische handeling lijkt. Snoeverige juwelen tonen vakmanschap en een beheerste ambacht maar de decadentie van deze pracht en praal stoten mij af. Ik prefereer rijkdom in eenvoud. Het toverkotje van juwelier José Vanslembrouck spreekt mij meer aan. Bij de relikwieën van Mohammed uit de Hirka i Saadet-kamer zingt een prachtige stem die naklinkt tot binnen de harem of speeltuin van de sultan. De keramiektegels in de geheimzinnige kamers zijn fraai. Inleghout en paarlemoer glanzen in de schemerige vertrekken. De indringende geur brengt mij terug naar mijn jeugd, naar het bultig huisje van geitenboertje Deetje Callens, aan de rand van Zwevegem. De vloer was van aangestampte aarde en toch was ook hij een koning. In de schaduw van een perelaar op zijn erf stonden drie houten kruisjes. Erbovenop een Duitse, een Engelse en een Belgische helm. Op deze plaats knielde Deetje wekelijks neer, de armen naar de hemel gestrekt, om er te bidden voor wereldvrede. Dit beklijvend ritueel wordt niet meteen in een protserig paleis volbracht! We dwalen door een kleurrijk kwartier vol visrestaurants, volgen kronkelbanen en belanden terug bij de Blauwe Moskee. Een man klampt ons aan: "Belgium?" Zijn broer werkt in Brussel. Waren wij Fransen dan werd dat Parijs. Ik vertel hem geen tapijt te willen kopen omdat het vorige is weggevlogen. Hij lacht, vraagt ons op de thee. Na de thee krijgen wij het adres van een muziekzaak vlakbij de Aya Sofya. Monsieur Yasar Güvenc heet ons welkom tussen fraaie instrumenten: Saz, Darbuka, Kabak Kemane, Kil Kopuz, Tar, Ceng, Oud, Rebab en Komuz. Op een rek staat een roodkoperen Küdum, een kleine pauk. Liefde op het eerste zicht. Yasar vraagt ons terug te keren. "Morgenavond na 18 uur regel ik een concert voor jullie, iets speciaals want muziek moet verbonden zijn met spiritualiteit. Zonder verbondenheid met het hogere maakt een mens slechts lawaai." TÜMATA: De Blauwe Moskee heeft zes ranke minaretten. Gesjacher aan de ingang verdrijft elk sacraal gevoel. Een gehandicapte jongen moet uit zijn rolstoel. De bitsige bewaker zwijgt na mijn vraag of Allah soms niet van deze jongen houdt. We trekken naar de Aya Sofya en ontmoeten Jos, een leraar van Jonas. In de Aya Sofya zingt mijn kleine klankschaal. Na Chartres volgt nu Istanbul. Een prachtige Christus is gouden gloed. Ik sluit de ogen en ontmoet een rustgevende stilte. We trekken verder door steegjes met houten huizen, ruïnes en roze hotelletjes. Kachelpijpen in de voorgevels braken gele zwavelrook in de straten. Dit gedeelte van Istanbul lijkt een gigantische bruine kroeg. Longen protesteren, adem giert. Lucht bijt. Op de drassige grond ligt een beslijkte speelkaart: hartenvijf. De kaart van de voorzichtigheid. Ik weiger dus een massage in een stomend Turks badhuis als blijkt dat men over de ruggen loopt. In de vooravond
staan we bij Yasar. Een snaak gidst ons een paar huizen verder.
Boven een kunstgalerij worden wij ontvangen door de broer van
Yasar. Professor Rahmi Orunç Güvenç is als
hoogleraar verbonden aan het Universitair Instituut voor Etnomusicologisch
Onderzoek en Muziektherapie van Istanbul. De man is bovendien
klinisch psycholoog aan de psychiatrische universiteitskliniek.
Onder zijn directie werden in Europa centra voor Aziatische Muziektherapie
opgericht in Istanbul, Wenen, Madrid, Barcelona, Frankfurt, Munchen,
Hamburg, Zurich en Brussel. "De boodschap is duidelijk:
gezondheid bevorderen en herstellen op basis van traditionele
spirituele muziek" zegt de minzame man "we raken daarmee
de wortels van de ziel. De oorsprong gaat terug tot de sjamaanse
riten van Centraal-Azië. We maken gebruik van pentatonische
klanken." De klank van de authentieke instrumenten voelt erg goed aan, heeft een heilzaam karakter. Dit is pas een echt Turks bad. Pure sacraliteit. Jenny heft een mooie tweede stem aan. Mijn kleine klankschaaltje mag ook meezingen. De zeer heldere klank grijpt mij ook nu weer aan, de schoonheid bezorgt rillingen van ontroering. De innerlijke poorten naar de ziel staan wijdopen. We zijn opgenomen in een authentiek spiritueel gebeuren, zonder opsmuk of kunstjes voor toeristen. Voorzichtig probeer ik een Asat Ayak uit, een houten stok met metalen schijfjes uit Kazakstan. De rinkelende stem klinkt helder. Zelf mogen musiceren is een voorrecht dat levende klanken laat ontdekken, zeker in gezelschap van deze musici. Istanbul omhelst mij, omhelst Jenny in een wervelend en diepgravend gebeuren. Gulten danst, Yasar zingt terwijl de Nay-rietfluit opperste verrukking wordt. Dit is een avond vol bezieling. Volksliederen weerklinken: 'Kirgizin Cigat Irlari, Samavir Kuydim, Manas Destani, Tirek Bostan'. Het weemoedige 'Bismillah ar Rahman' nodigt uit tot meezingen. Stemmen worden melodie, melodie wordt mystiek. De avond wint aan diepte en zeldzame kracht. De bendir of lijsttrom roffelt een zalig ritme. Ritme wordt hartslag, de avond heet verstilling. We praten nog wat na met zangeres Gulten. Als Jenny zegt dat Stephan Micus als musicus mijn voorkeur geniet, grijpt Gulten mij vast en zegt: "Stephan was here!" Er is geen afscheid, elkaar opnieuw ontmoeten zit er in, al worden geen concrete afspraken gemaakt. De terugweg naar het hotel hult zich in woordloos gelukkig zijn. Vingers verstrengelen. Een laatste glas witte wijn met een mooi bouquet laat zich smaken. De bron is in mezelf, of om het met woorden in de geest van Osho te zeggen: hoe dieper het contact met mezelf, des te dieper kan ik het hart van anderen aanvoelen. Onze harten verschillen weinig van elkaar. Als ik mezelf begrijp, begrijp ik iedereen. Dan begrijp ik, niet met mijn verstand maar met mijn hele wezen, dat ik zelf ook dwaasheden uithaal en vaak struikel. Als anderen dat ook doen hoef ik niemand te veroordelen. Niets is scherp omlijnd, alles is beweging. " De ochtend wijst voor een laatste keer de weg naar stegen en modderwijken. In een boekwinkel ligt het boek Nostradamus van Peter Lemesurier te wachten. Op een klein kerkhof brandt een meditatiekaarsje voor de pas overleden vader van vriendin Trees Buysse. Achter de muur blijkt zich de winkel van Yasar te bevinden. De wereld is nog steeds de wonderen niet uit. We lopen nog even langs en kopen een tiental cassettes van Tümata. Ook de koperen trom of Küdum en een Darbuka wisselen van eigenaar. Jenny krabt zich lachend de haren. Hoe moet dat op het vliegtuig? Het afscheid is ontroerend. Om zes uur in de ochtend stuiven we richting luchthaven. We rijden alweer voorbij de winkel van Yasar. In mijn oortelefoon weerklinkt de prachtige muziek van Tümata. De ingehouden stem van Yasar blijft natrillen. De vlucht van Istanbul naar Zaventem is letterlijk een instinker. Kettingrokers zijn teerbeminden. Ze plegen een aanslag op ogen en stembanden. Eenmaal thuis
is de telefoon duidelijk: onze schoonbroer Hans is overleden.
Rustig en in vrede. De muziek van Tümata staat op. Dankbaarheid
golft door mijn hart. RVT-Lichtendal ligt er verlaten bij. De
rouwkamer is eenvoudig, zonder opsmuk of al te nadrukkelijke
symbolen. Mijn zus Dora is rustig en sereen ondanks zichtbare
vermoeidheid. De pas verworven Turkse schaaltjes strooien wat
broze klanken uit Istanbul over Hans uit. Als ik het kleinste
schaaltje even op zijn voorhoofd plaats, als teder teken van
verbondenheid in de harmonie van de klanken van de afgelopen
jaren, verschijnt er meteen een cirkel in de strak gespannen
huid. Een moet als derde oog? Ik glimlach en zoen het kleine
teken weg. De dood wist gebaren uit, dooft adem en spraak. Goede
en minder goede daden zullen voortaan op een weegschaal gelegd
worden, men zal een oordeel vellen. Zonder inspraak. Zonder mededogen.
Gemakshalve zal vergeten wordt dat het laatste woord van de stervende
komt. Bij Hans is dat waardig stilzwijgen. Zonder oordeel. de grafzerkletters GEERT VERBEKE Spiritueel reisverhaal
uit: HOOR
HET MAANLICHT |
---|