terug |
PIETJE
BELL ALS ROLMODEL
Inleiding
Een paar dagen geleden schreef een goede vriendin in een brief
dat haar oudste zoon vol trots vertelde hoe zijn eigen zesjarige
zoontje dagelijks de Volkskrant spelt sinds hij kan lezen.
Je zou toch zeggen dat de krant zowel inhoudelijk als in stijl
niet het meest ideale leesvoer is voor kinderen. Maar dat weerhoudt
dit kind er niet van om vol overgave het dagelijkse nieuws tot
zich te nemen.
Is het pedagogisch gezien wel verantwoord om een kind de krant
te laten lezen? Begrijpt het kind wat het leest? En welke invloed
hebben al die berichten uit de boze buitenwereld op de ziel van
het kind?
Uiteraard gelden deze vragen niet alleen voor de krant, maar
ook voor de hele categorie kinder- en jeugdliteratuur.
In 1980 verscheen van
schrijver Guus Kuijer het boek 'Het geminachte kind', waarin
hij zich afzet tegen de kinderliteratuur, zoals die tot dat moment
gemeengoed was. Zelf deed hij daar overigens in zijn kinderboeken
niet aan mee, zoals o.a. blijkt uit het boek met de sprekende
titel: 'Grote mensen, daar kun je beter soep van koken'.
Kuijer zet zich af tegen de opvatting dat kinderboeken pedagogisch
verantwoord zouden moeten zijn, dat ze kinderen een bepaalde
moraal bij zouden moeten brengen en dat de schrijver in zijn
taalgebruik vooral op de hurken moet gaan zitten.
Kinder- en jeugdboeken worden door ouders en opvoeders vooral
gebruikt om de kinderen te vormen naar hoe zij vinden dat het
kind moet worden. Kuijer schrijft: 'De tijd is voorbij dat de
volwassenen het einddoel konden vaststellen door te zeggen: word
zoals wij.
Hoezo, worden zoals jullie? Jullie laten mensen verhongeren,
stapelen kernwapens op, staan marteltuigen toe, vernielen de
wereld, waarom zouden we worden zoals jullie? Geef daar nou eens
één goed motief voor.'
De schepper
van Pietje Bell
Guus Kuijer was niet de eerste die zich afzette tegen de opvatting
dat kinderboeken vooral een voorbeeldfunctie dienden te hebben
en volgestopt moesten worden met brave jongens, keurige meisjes
en spannende maar ongevaarlijke avonturen.
Nog afgezien van de wel erg nadrukkelijke normen en waarden die
aan de verhalen ten grondslag liggen, beantwoordt dit soort boeken
volstrekt niet aan de wereld van het kind, feitelijk niet en
nog minder aan hoe het kind zelf de wereld om zich heen ervaart.
Dat vond ook de bijna anonieme schrijver van o.a. de Pietje Bell
boeken en 'Kruimeltje', Chris van Abkoude (1880-1960).
Als jonge onderwijzer
aan een Rotterdamse Volksschool kreeg Van Abkoude te maken met
de effecten van de moeilijke omstandigheden waarin veel kinderen
in zijn klas leefden, als gevolg van de maatschappelijke misstanden
en arme gezinnen in een snel groeiende havenstad.
De manier waarop hij deze verborgen ellende aan de kaak stelde
in artikelen en in toespraken werd hem niet steeds in dank afgenomen.
Ook zijn onderwijsmethodes zetten hem bij collega's nogal eens
onder het vuur van de kritiek, vooral toen hij de traditionele
methodes verving door bijvoorbeeld het gebruik van de poppenkast,
om leerlingen iets bij te brengen. Een leervorm die beter aansloot
bij de wereld van het kind was helaas niet meteen datgene wat
volgens het onderwijskundige boekje de juiste en beste, zo niet
de enige manier van leren en onderwijzen was.
Vanaf 1907 begint
Van Abkoude met het schrijven van kinderboeken, die aanvankelijk
weinig opgemerkt werden. In 1910 besluit hij het onderwijs vaarwel
te zeggen en zich helemaal te wijden aan de journalistiek en
aan het schrijven van kinderboeken.
Zijn grote doorbraak komt in 1914, als de eerste druk verschijnt
van 'Pietje Bell of de lotgevallen van een ondeugenden jongen'.
Het boek werd zeer kritisch ontvangen en negatief beoordeeld,
eerst en vooral door de voor de opvoeding van kinderen verantwoordelijken.
Het verhaal was dan ook geheel in strijd met de heersende opvattingen
over goede jeugdliteratuur: een Rotterdamse straatjongen, die
veel kattenkwaad uithaalt, waarvan vooral volwassenen de dupe
zijn.
Het merkwaardige is dat ondanks (of misschien wel dankzij) die
slechte kritieken het boek in heel korte tijd enorm populair
werd.
Inmiddels zijn er 54 drukken van dit eerste deel verschenen.
Dat de schrijver
Chris van Abkoude een grote onbekende is gebleven is deels ongetwijfeld
te verklaren door de emigratie met zijn gezin naar de Verenigde
Staten in 1916.
De zeven vervolgdelen over de avonturen van Pietje Bell schreef
hij allemaal in de VS en Van Abkoude is nooit in Nederland terug
geweest. Hoewel de vervolgdelen niet de oplages haalden van het
oorspronkelijk eerste deel, beleefden ook de andere delen tot
nu toe allemaal meer dan 35 drukken.
Pietje Bell
als rolmodel
Kunst voor kinderen,
of het nou gaat om boeken, film, televisie of wat ook, dient
te voldoen aan één belangrijke voorwaarde: de belevingswereld
van het kind.
Dat lijkt simpeler dan het is, omdat het toch voornamelijk volwassenen
zijn die bepalen wat goed is voor onze kinderen en wat niet.
De Kijkwijzer is daar een goed voorbeeld van: volwassenen maken
uit voor welke leeftijd een film 'geschikt' is.
Daar zit een opvatting achter, het idee namelijk dat kunst invloed
heeft op het denken en handelen, het gedrag van het kind.
Hoewel er steeds meer stemmen opgaan dat er een verband bestaat
tussen geweld op televisie en het toenemende geweld in het maatschappelijke
verkeer heeft tot op heden geen enkel wetenschappelijk onderzoek
dat verband overtuigend aangetoond.
Niks nieuws onder
de zon. Nog in de jaren zestig was er een schrijver van zogenaamd
'betere jeugdboeken' K.Norel die de Pietje Bellboeken naar de
prullenmand verwees met de opmerking dat Pietje wel heel gemene
streken uithaalt, terwijl bijvoorbeeld Dik Trom veel meer een
echte Hollandse jongen is 'met het hart op de rechte plaats'.
Tot in de jaren '80 waren de boeken van Pietje Bell niet verkrijgbaar
in de Openbare Bibliotheek van Rotterdam, eerst vanwege de vermeend
'verderfelijke invloed' en daarna vanwege het feit dat de inhoud
verouderd was.
En in de jaren '70 wilde de Leescommissie van de Openbare Bibliotheek
Utrecht alle oude kinderboeken van de schappen verwijderen, waaronder
die van Pietje Bell, zijnde 'immer dan ooit waardeloos'.
Maar hoe schadelijk kan het gedrag van twee van Van Abkoudes
boekenhelden, Kruimeltje
en Pietje Bell, nou echt zijn voor de zogenaamd tere kinderziel?
Tot de belevingswereld van het kind hoort een rijke fantasie,
een vermogen dat veel mensen op hun weg naar volwassenheid helaas
verliezen, soms voorgoed.
Vanuit die fantasie kunnen ze zich gemakkelijker verplaatsen
in allerlei onmogelijk lijkende situaties en verhalen, zonder
dat dit direct betekent dat ze die fantasie verwarren met de
werkelijkheid. Anders gezegd: kinderen blijken heel goed in staat
om onderscheid te maken.
Er zal geen kind zijn dat na het zien van de Harry Potterfilm
of het lezen van de boeken ineens magische krachten in zichzelf
ontdekt en eist om toegelaten te worden tot de tovenaarsschool.
Evenmin valt te verwachten dat de kennismaking met Pietje Bell
bij het kind leidt tot kattenkwaad, kwajongensstreken of opstand
tegen de wereld van de volwassenen.
Kattenkwaad bestaat sinds er kinderen bestaan en opstand tegen
de volwassen wereld hoort volgens de moderne psychologie bij
de ontwikkeling van kind tot volwassene.
Bovendien: Pietje Bell heeft nooit de bedoeling om kwaad uit
te halen, laat staan mensen iets aan te doen.
Wel is het zo dat hij maar weinig begrijpt van de volwassenen
om zich heen: ze liegen, bedriegen, doen uitspraken over anderen
die de betreffende persoon niet mag weten en meer van dat soort
zaken. Pietje heeft een feilloos gevoel voor onrecht en doet
daar op zijn manier alles tegen wat hij kan bedenken.
Dat zijn daden soms verkeerd uitpakken heeft hij nooit zo gewild
of bedoeld.
Als er al een boodschap zit in boek en film dan is het wel dat
er door de jaren heen eigenlijk niet zoveel veranderd is in de
verhouding tussen kinderen en volwassenen.
Maar waarschijnlijk begrijpen kinderen dat stukken beter dan
hun opvoeders.
Tenslotte
De vriendin die ik aan het begin van dit stuk aanhaalde vroeg
me of de film Pietje Bell wel iets voor haar kleinkind was. Zij
had na het lezen van de artikelen erover zo haar bedenkingen,
ook al vindt de Kijkwijzer de film geschikt voor 6 jaar en ouder.
Lieve vriendin, een jongetje van zes dat de krant leest kun je
met een gerust hart naar de film sturen. Hij zal zich vast meer
verwant voelen met de hoofdpersoon dan jij en ik samen. En wat
hij niet snapt, daar komt hij wel achter als hij groot wordt.
Wat de onbekende Chris van Abkoude aangaat: eind dit jaar verschijnt
er een biografie over hem onder de titel 'De vader van Pietje
Bell', die de schrijver eindelijk en hopelijk voorgoed aan de
vergetelheid ontrukt.
15 november 2002
Harry Fleurke
|
|