terug |
Heel
wit...
Waarom ik?
Nee, natuurlijk ben ik het niet..
Grootheidswaanzin, dàt is het.
Ik heb last van grootheidswaanzin.
(En zo iets moet onmiddellijk bestreden worden, niet waar...?)
Zoals die keer, dat ik me even verbeeldde, de reïncarnatie
te zijn van Eva Braun. Dat breng je gauw terug tot z'n juiste
proporties. Dat was natuurlijk m'n Hitler-syndroom. Ooit opgelopen
in een toevallige situatie.
Een overvolle zaal.
Mensen die het nergens over eens konden worden. Veel gepraat
natuurlijk.
Vraag me niet waarover, want ik was er niet. Ja, ik was er wel,
maar ik was er niet bíj. Puur toeval, dat ik daar rondliep.
En puur toeval dat ik ineens voor die zaal stond.
In m'n eentje?
Alleen, in ieder geval.
Héel alleen, het was of ik de traditionele speld kon horen
vallen.
Waar is dat luik? vroeg ik me af. Al die ouderwetse podia hebben
een luik, waar is dat verdomde luik?!
Je moet wat doen! Wat zeggen! Maar wat zeg je in zo'n geval...
Dat maakt niet uit; áls je maar wat zegt. En ze zullen
luisteren, ze zullen alle 900 luisteren. Ze zullen luisteren
naar wat je zegt! Zo moet Hitler zich gevoeld hebben, flitste
het door me heen.
Jarenlang heb ik bedacht wat ik allemaal had kunnen zeggen, had
kunnen doen.
Bijna met een gevoel van spijt.
900... het hadden er 9000 kunnen zijn.
Maar m'n Hitler-syndroom is genezen.
900, 9000, 90.000.
Het maakt niet uit. Ik zou weer hetzelfde zeggen; we maken er
een eind aan, go home.
We kunnen ook nog feestvieren, straks, na een pauze.
En daarna...
gaan we weer naar huis.
Naar het huis, dat wit is, omdat het zich bezoedelen laat door
kleuren.
Regelmatig zjn
er mensen, die denken dat ze de reïncarnatie van Jezus zijn.
Ik niet.
Ik ben een vrouw.
Dus dacht ik een keer dat ik de reïncarnatie van Maria was.
Die waanzin is groots. Want die vertel je niemand. Want wie zou
je geloven?
Dus zweeg ik, en liep alleen maar te stralen.
En ik zou me in stilte tussen de mensen begeven. En wie me aankeek,
zou weten wie ik was..
Het voelde prettiger dan Hitler, maar ik vroeg me al snel af,
waarom ik?
Zoveel overeenkomsten zouden er vast niet zijn, daar hoefde ik
de bijbel niet voor te lezen.
En de overeenkomsten die er waren, berustten op toeval.
En dus werd ik, samen met éen of andere Jezus, opgenomen
in een psychiatrische kliniek en flipte volkomen.
Als God eerst z'n zoon naar de aarde gestuurd had, dan moest
hij in deze tijd z'n dochter sturen.
Want waarom zijn het altijd die mannen die het Licht verkondigen?
Maar als God de mensen liefheeft, scheept hij ze niet af met
zonen en dochters.
Als God echt wil laten zien dat hij de mensen liefheeft, dan
stuurt hij zijn vrouw.
Want God heeft natuurlijk ook een vrouw.
Maar ja, als God geen persoon is, dan gaat dat niet door, natuurlijk.
En dus mocht ik weer naar huis.
Naar mijn huis, dat heel wit was, want ik had het laten bezoedelen
door kleuren.
Ik heb ook eens
gedacht dat ik mezelf was.
Want elk mens is uniek tenslotte.
En dus zette ik mensen, waar ik mezelf niet bij kon zijn, de
deur uit.
Niet zo letterlijk natuurlijk.
Maar alles wat niet strikt noodzakelijk was, gaf ik mee aan de
vuilnisman.
En m'n huis schilderde ik wit, op de vloer en een paar gekleurde
zaken, zoals de 20 centimeter dikke kussens waar bijna niemand
op kon blijven zitten, na.
En het werd heel stil in m'n huis, maar gelukkig had ik de muziekinstallatie
en de tv nog,
want het leven bestaat uit tegenstellingen nietwaar?
En omdat ik mezelf was, kwam ik steeds meer mensen tegen, waar
ik mezelf bij kon zijn.
En dus hielden we van elkaars muziek en vonden we het leuk elkaar
cadeautjes te geven.
En omdat sommigen graag wilden komen, als ze maar niet zo'n last
van hun rug kregen van dat uren op die kussens zitten, schafte
ik me weer stoelen aan en...
Heel wit was weer mijn huis, bezoedeld door kleuren.
Maria Oosterman
1981
|
|