terug |
Vogelkroost
in de stad
De parken in
de steden worden intensief gebruikt.
Gedurende de dag domineren andere bezigheden;
's Ochtend vroeg de eerste hondenuitlaters, dan volgen de joggers
- vooral op weekendochtenden rennen die massaal rondjes-, rond
koffietijd de moeders met kinderen die vooral doordeweeks de speeltuinen
bezoeken, begin van de middag weer de hondenuitlaters en bij
zonneschijn volgen de mensen die lui in het gras liggen.
De laatste bezoekers zijn doorgaans daklozen
en jongeren - aan hun verblijven herinneren de volgende ochtend
stapels bierblikjes en glaswerk..
Je zou bijna vergeten dat het park ook veel watervogels huisvest.
Zo niet in het voorjaar. Aan stilstaande wandelaars kun je weer
zien welke tijd van het jaar het is.. mensen staan vertederd
stil bij vogelmoeders met hun kroost.
Op een doordeweekse middag, als joggers en hondenuitlaters op
hun werk zijn en moeders bezig hun kinderen van school te halen
of boodschappen doen, smaak ik het genot van een vrijwel door
mensen verlaten park.
Ver van het water, op een grasveld, scharrelt een moeder eend
met maar liefst acht jongen. Moedereend is donkerbruin met een
witte ring om haar hals. Een deel van haar kroost is ook bruin,
maar anderen zijn lichtgeel met hier en daar een bruine vlek.
De kleintjes pikken in het gras en moeder strekt even haar hals,
maar besluit geen hinder te hebben van mijn aanwezigheid. Dan
klinken uit het water zachte, waarschuwende geluiden. Ik zie
een woerd, van de meest voorkomende soort met de groene kop,
waakzaam naar de kant zwemmen, vergezeld door nog een woerd,
van een heel ander, hier in het park weinig gesignaleerd soort.
Hij is heel licht, wit met bruin gespikkeld. Zonneklaar waar
de kleintjes hun lichte kleur vandaan hebben.
Maar meneer Groen is de baas. Hij klimt op de kant, een beetje
timide gevolgd door meneer Gespikkeld, die zijn ogen echter niet
van de kleintjes afhoudt. De heren vinden dat Moeder met kroost
naar het water moet. Meneer Groen maakt actief geluiden en bewegingen,
zachter ondersteund door meneer Gespikkeld en Moeder met kroost
begint met een omtrekkende beweging steeds verder bij me vandaan
te gaan, richting water. Groen en Gespikkeld als buffer tussen
mij en hen in.
Ze heeft het mooi voor elkaar, twee heren om haar kroost te beschermen.
Een eindje verderop
rekken ganzen hun hals als ik nader. Maar ze maken geen geluid.
In hun midden een meerkoetjong, die zich al helemaal niets aantrekt
van mijn komst. Ouders in geen velden of wegen te bekennen.
Zeker weten dat de ganzen tekeer zouden gaan als ik te dicht
bij het jonge meerkoetje zou komen.
Handig, zo'n oppascentrale.
Diezelfde nacht,
zeer laat op weg naar bed, schrik ik me een hoedje als ik het
licht aanknip en de trap naar de bovenste verdieping van mijn
huis oploop. Het lawaai komt van een jonge merel, die minstens
zo geschrokken is van mij als ik van hem. Hij fladdert naar de
verwarmingsbuizen hoog aan de muur en gaat daarop zitten, zijn
scherpe oogjes op mij gericht. Ik kijk terug, zo liefdevol mogelijk.
Hij vertrouwt het nog niet, fladdert naar de andere kant, gaat
op de bovenste boekplank zitten onder een overhangend stuk papier.
Ik twijfel..Niet erg waarschijnlijk dat de merel in het holst
van de nacht de weg terug zal vinden door het tuimelraam, de
koude van de voorjaarsnacht is daarvoor niet aanlokkelijk genoeg.
Maar hem proberen te vangen om naar buiten te werken brengt meer
risico's voor beschadiging met zich mee dan deze situatie. Ik
zet het tuimelraam, het enige raam hier, zo wijd mogelijk open
en besluit een uurtje aan de PC te gaan werken. De jonge merel
laat af en toe een schril geluid horen en fladdert dan heen en
weer tussen de buizen en de boekenplanken, telkens een ander
plekje kiezend, al blijft de plek onder het overhangend stuk
papier favoriet.
Het wordt licht. De jonge merel wisselt zijn schrille piep af
met geluiden van een beginnend zanger. Ook buiten klinken nu
vogelgeluiden, ik hoor een merel.
Ik doe mijn licht en PC uit. In het beginnend daglicht dat door
het wagenwijd openlicht zie ik een druk vliegverkeer voor mijn
tuimelraam ontstaan.
Ik trek me zover mogelijk terug.
Het is een pestherrie rond mijn dak.
Maar de jonge merel zwijgt nu in alle talen.
Ik besluit naar de naast gelegen kamer te gaan.
Prompt begint de kleine ook weer schril te piepen.
Ik kan nog net vanuit de kamer mijn tuimelraam zien en..
zie het kopje verschijnen van een merel met een langerekt slakkelijfje
in zijn bek.
Goed zo jongens, denk ik.. lok hem maar met eten.
Maar het jong heeft nog meer aanmoediging nodig.
Ik sluit zachtjes de deur, waarna de kakofonie van vogelgeluiden
rond mijn huis nog groteskere vormen aanneemt. Het lijkt of de
hele merelgemeenschap van deze wijk rond mijn huis cirkelt.
Een paar keer hoor ik jonglief nog ernstig fladderen in de naastgelegen
ruimte.
Dan wordt het stil.
Ze worden efficient,
die stadsvogels.
25 mei 2004
Marja Oosterman |
|